wone ledenvergadering gehouden. Tot Bestuursleden van de Afdeeling Amsterdam zijn benoemd de heeren: W. K. G. van Royen. tevens tot Voorzitter, H. Ehrlich, tevens tot Vice- Voorzitter, G. van Laeken, tevens tot Secretaris, J. ter Linden, tevens tot Penningmeester en C. A. H. F. Hinke. Uit het Afdeelingsbestuur zijn aangewezen tot leden van den Afdeelingsraad de heeren H. Ehr lich en J. ter Linden, terwijl vervolgens benoemd is tot lid van den krachtens de gewijzigde Statuten van den Bond in te stellen Ledenraad, de heer ter Linden, directeur van het City Theater te Amsterdam en penningmeester van het Bestuur der Afdeeling Amsterdam. Tot Bestuursleden der Afdeeling Het, Centrum zijn benoemd de heeren I. Cohen Barnstijn (Voor zitter). E. Prager (Secretaris), van Bentum (Penningmeester), P. van Twisk en P. Willems. Uit het Afdeelingsbestuur zijn gekozen tot leden van den Afdeelingsraad de heeren E. Prager en J. van Bentum, terwijl benoemd is tot lid van den Ledenraad de heer E. Prager, directeur van het Frans Hals Theater te Haarlem en Secretaris van het Bestuur der Afdeeling Het Centrum. De Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders zal op Maandag, 28 November, in buitengewone verga dering bijeen komen, ten einde vijf of meer leden van het Afdeelingsbestuur te kiezen en acht leden van den Ledenraad, die, gelijk bekend, geen zitting zullen mogen hebben in het Hoofdbestuur. Volgens artikel 25a van het gewijzigd Algemeen Reglement zal ieder lid der Bedrijfsafdeeling Film verhuurders schriftelijk aan het Bestuur ter plaat sing op een voordracht twee candidaten kunnen aanbevelen, die moeten zijn, hetzij zelf lid dier Af deeling, hetzij lid eener maat- of vennootschap onder firma, of bestuurder eener naamlooze ven nootschap, vereeniging of stichting, welke lid dier afdeeling is, mits die aanbeveling door nog ten minste vijf leden dier Afdeeling schriftelijk onder steund wordt en bij het Afdeelingsbestuur wordt ingediend uiterlijk twee weken vóór den dag der algemeene vergadering, waarop de benoeming ge schiedt. Zooals bekend zijn deze voordrachten echter niet bindend. In het eerstvolgende nummer van het Officieel Orgaan hopen wij den uitslag zoowel van de ver kiezing in de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders als in die der overige Afdeelingen te kunnen publi- ceeren. TOEPASSING ART. 17 DER STATUTEN Het Hoofdbestuur heeft in zijn op Dinsdag, 27 September 1938 gehouden vergadering besloten de straf van waarschuwing als bedoeld in artikel 17a der Statuten toe te passen op de NV. Maat schappij tot Exploitatie van het City Theater te Den Haag, zulks op grond van de overweging: Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van Dinsdag, 27 September 1938 besloten de straf van waarschuwing, als bedoeld in artikel 17 sub a. der Statuten, op te leggen aan de firma van de heeren Gebr. van Bergen, exploitanten van het Royal Theater te Heerlen, zulks op grond van de over weging: 8 dat bij de behandeling van een geschil, aanhangig gemaakt door de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van het City Theater te Den Haag contra Loet C. Barnstijn's Standaard Films, eveneens te Den Haag, ter zitting van de Commissie van Geschillen op 7 September 1938 de heer E. S. Alter, directeur van de N.V. City Theater, zich zoodanig wanorde lijk heeft gedragen o.a. door het uiten van beleedigingen, het gebruiken van grove taal en het bedreigen met geweld, dat de behandeling van het geschil geen voortgang kon vinden; dat de elementaire begrippen van beleefdheid en fatsoen vereischen, dat Bondsleden en hun vertegenwoordigers, indien deze bij de Commissie van Geschillen, den Raad van Beroep of andere Colleges van den Bond verschijnen, zich behoorlijk en ordelijk gedragen uit respect tegenover den Nederland- schen Bioscoop-Bond, waarvan zij deel uitmaken, en uit ach ting jegens de functionarissen, die zich belangeloos in dienst van den Bond hebben gesteld; dat het optreden van den heer Alter in flagranten strijd is met de elementaire begrippen van beleefdheid en fatsoen, het geen genoemden des te zwaarder moet worden aangerekend, daar van den heer Alter, die eenige belangrijke functies in den Bond vervult, zekerlijk verwacht mocht worden, dat hij zich in overeenstemming met deze begrippen zou gedragen; dat elke poging om dit wanordelijk optreden te verklaren, niet ter zake dienende is, daar, ook al zou de tegenpartij, zooals beweerd wordt, den heer Alter hebben geprikkeld, daarin nimmer een aanleiding mag worden gevonden om op te treden op de wijze van den heer Alter, die er zich toe had behooren te bepalen zijn standpunt met het woord uiteen te zetten, zooals onder beschaafde menschen te doen gebruike lijk is; dat in de lange reeks van jaren, dat het arbitrage-instituut van den Nederlandschen Bioscoop-Bond functionneert, zich nimmer een incident, dat ook maar eenigszins gelijkt op dat. hetwelk den heer Alter ten laste is gelegd, heeft voorgedaan; dat het optreden van den heer Alter ter zitting van de Commissie van Geschillen in strijd moet worden geacht met de algemeene belangen en de waardigheid van het Neder- landsche film- en bioscoopbedrijf en met den goeden naam van den Bond, met de zorg waarvoor het Hoofdbestuur inge volge artikel 16 der Statuten is belast; dat de straf van waarschuwing als bedoeld in artikel 17 sub a der Statuten op de N.V. City Theater te Den Haag, die voor de gedragingen van haar directeur verantwoordelijk is, moet worden toegepast, welke waarschuwing tevens inhoudt, dat de heer Alter, wanneer hij zich andermaal aan een derge lijk wanordelijk en onbehoorlijk optreden zou te buiten gaan, zou worden uitgesloten om bij Bondscolleges te worden toe gelaten. dat bij het Hoofdbestuur een klacht is ingekomen, in hoofd zaak hierop neerkomende, dat de heeren Gebr. van Bergen op 30 November 1937 aan den heer Carl Auen te Berlijn een brief zouden hebben gezonden, waarin zij de bescherming van de Duitsche filmautoriteiten inriepen tegen de naar hun mee ning onbehoorlijke behandeling, welke zij van de zijde van Nederlandsche filmverhuurders zouden hebben ondervonden, waarbij jegens die filmverhuurders en anderen verdachtmakin gen werden geuit, als zouden deze bepaalde bioscoopexploi tanten op grond van hun Jood zijn bevoorrechten; dat aan dezen brief, klaarblijkelijk met het oogmerk om den geadres seerde in Berlijn welgevallig te zijn, een zoo sterk mogelijk anti-semietisch karakter gegeven zou zijn; dat de heeren Van

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1938 | | pagina 10