OFFICIEEL ORGAAN
Afschaffing van personeele belasting voor bioscopen dringend noodzakelijk!
VAN DEN NEDERLANDSCHEN BIOSCOO P - BON D
In onze beschouwing over de Millioenen-nota
hebben wij indertijd bijzondere aandacht besteed
aan de erkenning van den Minister van Finan
ciën, dat de wet op de personeele belasting rem
mend op het bedrijfsleven heeft gewerkt, zoodat
deze wet herziening behoeft, tengevolge waarvan
een mindere opbrengst zou worden verkregen van
tien millioen gulden, wilde de herziening althans
effect sorteeren.
In stede van spontaan te juichen over deze ge
lukkige ministerieele belijdenis, hebben wij ons wat
meer voorzichtig op een afstand gehouden en be
scheidenlijk afgevraagd, welke bedrijven van deze
erkenning eventueel zouden kunnen profiteeren,
al mochten wij op goede gronden verwachten, dat
men het film- en bioscoopbedrijf, hetwelk in ons
land kan worden geacht het zwaarst belast te zijn,
nu eindelijk daadwerkelijk tegemoet zou komen.
Helaas is, nu de Regeering haar plannen nader
heeft ontvouwd, van deze tegemoetkoming nog
geen spoor te bekennen. Niet zonder verbazing
lezen wij in de Memorie van Antwoord op het
voorloopig verslag over Hoofdstuk I der Rijks-
begrooting het volgende:
.Verschillende van de maatregelen, welke die
nen moeten om te zwaren druk te voorkomen,
hebben tevens de strekking om de werkgelegen
heid te vermeerderen. De Regeering stelt zich voor
daarnaast nog enkele maatregelen van fiscalen
aard te nemen ter stimuleering van het bedrijfs
leven. Zoo zal worden voorgesteld geen perso
neele belasting meer te heffen van winkels, hotels,
café's en restaurants, van biljarten en van plezier
vaartuigen, terwijl ook in overweging is de per
soneele belasting voor motorrijtuigen aanzienlijk te
verminderen of deze heffing af te schaffen met
gelijktijdige invoering van een geringe verhooging
van de andere belastingen, welke op het motor-
rijtuigenverkeer drukken."
Zooals men ziet wordt over het bioscoopbedrijf
met geen woord gerept. Nu gebeurt zulks meer.
Wanneer men wel eens inzage krijgt van gemeen
telijke verordeningen op de heffing van vermake-
lijkheidsbelasting, krijgt men op het eerste gezicht
dikwijls ook den indruk, dat deze belasting in
hoofdzaak moet komen van b.v. tooneelvoorstel-
lingen, terwijl de practijk meestal zoo is, dat de
bioscopen zeker 70 van de totaalopbrengst van
deze belasting voor haar rekening nemen. Meer
malen gebeurt het, dat men, op het cultureele en
amusementsleven doelend, spreekt van tooneel-
voorstellingen, concerten, wedstrijden, enz., waar
bij dan dit ,,enz." de plaats moet aangeven van de
bioscoop, die niettemin meer bezoekers trekt, dan
alle vorenbedoelde voorstellingen en uitvoeringen
tezamen. Nu spreekt de Minister wel niet van
enz., doch het zou mogelijk kunnen zijn, dat de
Memorie van Antwoord op dit punt ófwel on
volledig is, óf de bedoeling heeft de bioscopen
zonder meer onder de categorie der koffiehuizen
te rangschikken.
Intusschen blijft er voorloopig voor ons niets
1