De opbrengst van elk dezer collecten zal, zooals
U bekend is, méér dan 50.moeten bedragen,
welk bedrag, zooals de practijk bewezen heeft, ook
door het kleinste theater kan worden ingezameld.
Moge hierin een aansporing lig
gen ook voor de kleine theaters
om de opbrengst van de aanstaan
de Kerstcollecte zoo hoog moge-
1 ij k te doen z ij n.
Vanzelfsprekend zal, zooals altijd, de wissel-
beker worden uitgereikt aan dat theater, dat bij
de a.s. Kerstcollecte het grootste bedrag méér
heeft ingezameld dan bij de Kerstcollecte 1937.
Hebt U nog geen bussen gevraagd?
Doe het dan nu!
Wilt U er meer?
Zegt het ons dan onmiddellijk!
In ieder geval: Het Bio-Vacantieoord, en dat is
in de practijk niemand anders dan het arme, be
hoeftige Nederlandsche kind, rekent op U
HET FRANSCHE BIOSCOOPPERSONEEL
STAAKTE NIET
Aan de stakingsmisère, welke het bedrijfsleven
in Frankrijk geruimen tijd heeft ontwricht, schijnt,
dank zij het energieke ingrijpen van de Overheid
op Woensdag 30 November j.1., voor goed een
eind te zijn gemaakt. En gelukkig maar; niet in het
minst voor het film- en bioscoopbedrijf.
Wat was het immers voor een toestand, dat een
bioscoop-ondernemer op een goeden morgen de
poorten van zijn zaak gesloten vond, terwijl hem
vanuit zijn gebouw werd toegeschreeuwd, dat men
de zaak bezet had en de staking niet zou worden
opgeheven, alvorens bepaalde eischen waren in
gewilligd.
Hoezeer dit alles het bizarre resultaat was van
het drijven eener kliek en geenszins, zooals wel
is voorgesteld, een spontane uiting van werkne
mers, is thans wel zonneklaar gebleken.
Alle employé's en werklieden in het Fransche
bioscoopbedrijf immers hebben op den critieken
dag normaal hun bezigheden verricht. In de stu
dio's, laboratoria en filmfabrieken bedroeg het aan
tal stakers amper 5%. Bijna allen waren op hun
post en meer dan ooit werd er dien dag gewerkt
in een geest van volledige harmonie. Er waren
ondernemingen met een uitgebreid personeel, die
slechts één staker telden.
In totaal is er één studio geweest, welke dien
dag heeft moeten sluiten. Overigens is er nergens
stagnatie geweest en hebben zich geen incidenten
voorgedaan. De bioscopen b.v. hebben alle de ge
wone voorstellingen gegeven.
Opvallend is. dat de organisaties van personeel
en artisten, werkzaam in het film- en bioscoopbe
drijf, het stakingsparool volkomen hebben ge
negeerd.
DE MINISTER EN ARTIKEL 19
VAN DE BIOSCOOPWET.
Zooals het voorloopig verslag van de afdeelin-
gen der Tweede Kamer deed verwachten, hebben
verschillende leden der Kamer tijdens de algemee-
ne beschouwingen over de begrooting van binnen-
landsche Zaken de kwestie eener onjuiste toepas
sing van artikel 19 der Bioscoopwet door eenige
Burgemeesters, ter sprake gebracht. Het voor
naamste van de gehouden beschouwingen hebben
wij in het vorig nummer van dit Orgaan gerele
veerd.
De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft op
een en ander volgender wijze geantwoord:
Ik kom thans tot het vraagstuk van de toepas
sing van de Bioscoopwet.
Ik heb in de Memorie van Antwoord medege
deeld, dat een herziening van de Bioscoopwet in
voorbereiding is. Er zijn allerlei desiderata bepleit.
Ik hoop, vóórdat het wetsontwerp het Departe
ment verlaat, nog gelegenheid te hebben om na te
gaan of, en, zoo ja, in hoeverre met deze opmer
kingen dient rekening te worden gehouden.
Mijnheer de Voorzitter! Mevrouw de Vries
Bruins heeft het geval-Montfoort ter sprake ge
bracht. Ik ken dit geval uitsluitend uit het orgaan
van den Bioscoopbond. Ik heb geen gelegenheid
gehad ten aanzien van dit punt, dat niet in het
Voorloopig Verslag was genoemd, den burgemees
ter te hooren en ik moet derhalve er ook bezwaar
tegen maken om over dit punt te spreken.
Mevrouw de Vries—Bruins sprak ook over de
gevallen Alphen a.d. Rijn en Dokkum.
Ik erken, dat de bevoegdheid, die de burgemees
ter aan artikel 19 der Bioscoopwet ontleent, be
perkt is. Ik erken, dat alleen wanneer door de ver
tooning van de film dreigt verstoring van de open
bare orde, de burgemeester de bevoegdheid heeft
de vertooning van de film te verbieden. Ik erken,
dat de burgemeester van Alphen althans den schijn
op zich heeft geladen toen hij de film liet af
draaien en op een bepaald oogenblik het gebod
van stoppen gaf dat hij te vriendelijk is geweest.
Ik wil wel zeggen, dat in het ambtsbericht van
den burgemeester van Alphen nadrukkelijk wordt
verklaard, dat het afdraaien van deze film, zooals
ze door de Bioscoopcommissie was goedgekeurd,
aanleiding had kunnen geven tot verstoring van de
openbare orde.
Ik kan den burgemeester van Alphen en ik
meen zelfs, dat de Bioscoopbond het in dat opzicht
met mij eens is alleen het verwijt maken, dat hij
te vriendelijk, te goed tegenover den exploitant is
geweest.
Wat het geval-Dokkum betreft, mag ik er de
aandacht op vestigen, dat het verbieden van de