WAAR GAAT HET HEEN MET DE BIOSCOOPWET? Gedurende de tien jaren, waarin wij in ons land leven onder de vigueur eener Bioscoopwet, heeft 'het film- en bioscoopbedrijf zich beijverd deze wet na te leven. Zij vertoont misschien meer dan welke wet ook vele mazen, waar met eenigen kwaden wil gemak kelijk zou zijn door te kruipen, doch het Hoofd bestuur van den Nederlandschen Bioscoop-Bond heeft zich steeds op het standpunt gesteld, dat, nu de wet er eenmaal was, de goede trouw voorop diende te staan en zij derhalve naar letter en geest stïptelijk meest worden nagekomen; het is niet moede geworden zijn leden in dezen zin te instru- eeren en zoo noodig tegen overtreders organisa torische maatregelen te nemen. Hieraan is onge twijfeld het opmerkelijk, zoo al niet uniek ver schijnsel te danken, dat in al die jaren op het bedrijf bijna nooit een van de sancties, waarin de wet voorziet, behoefde te worden toegepast. Dit is ook aan de Overheid niet ontgaan. De Minister van Binnenlandsche Zaken aarzelde zelfs niet bij het twintig jarig bestaan van den Bond in een schrijven ter publicatie in het Officieel Or gaan, dat bij die gelegenheid werd uitgegeven, te verklaren, dat de Nederlandscbe Bioscoop-Bond een weg zoekt en weet te vinden, die ingrijpen van de contröleerende instanties tot uitzondering maakt en dat het feit, dat deze Bond met die instanties in goede harmonie samenwerkt, tot erkentelijkheid stemt. Deze waardeering kreeg relief door 's Mi nisters gelijktijdig gemaakte opmerking, dat juist in de werkzaamheid van een organisatie van be drijven op een terrein, waar een Rijkscontrole be perkingen stelt aan de volledige vrijheid van han delen, een bron van conflicten en scherpe tegen stellingen zou kunnen liggen. Het gaat er thans echter op lijken, dat men van den anderen kant, laat ons zeggen van Overheids- zijde, hard op weg is zich aan de verplichtingen, die ook haar bij de wet zijn opgelegd, te onttrekken, althans deze zoodanig te interpreteeren, dat deze, in strijd met de oorspronkelijke bedoeling, niet tot handhaving strekken van de rechtszekerheid, wel ke in de wet aan het bedrijf gegeven is, maar haar veeleer ontwrichten. Eenige maanden geleden moesten wij constatee- ren, hoe de Burgemeester van de gemeente Alphen aan den Rijn de film „Grazige weiden" ten on rechte op grond van artikel 19 der Bioscoopwet verbood en kort daarop reeds waagde de Burge meester van Dokkum zich een stapje verder, door niet alleen de vertooning van een bepaalde film te verbieden, maar ook die van „alle verdere films van een dergelijke strekking". In beide gevallen was er géén ordeverstoring voorgevallen, was deze van de feitelijke omstan digheden, noch van den inhoud van de films in kwestie te duchten. De betreffende Burgemeesters namen zonder meer plaats op den stoel van de Centrale Com missie voor de Filmkeuring door, naar zij zelf voor gaven, te treden in een beoordeeling van een film in normatieven zin, zetten daarmede den wetgever opzij en matigden zich de bevoegdheid aan, welke de wetgever hun bij de instelling van de Rijks- filmkeuring welbewust had ontnomen. Schending derhalve van artikel 19 der Bioscoop wet! De Burgemeester van Montfoort vond 't daarop zelfs niet meer noodig steun in de wet te zoeken en liet aan de directie van een reizende bioscoop onderneming doodnuchter weten, dat het gemeen tebestuur zich op het standpunt stelde, waarmede hij zich als Burgemeester volkomen kon vereenigen, dat een film, die door de Centrale Commissie voor de Keuring van Films en de Katholieke Film centrale toelaatbaar was verklaard voor personen boven de 18 jaar, in het algemeen niet „geschikt" is voor een kleine plaats. Wie verwacht zou hebben, dat de Minister, toen hij vanuit de Kamer op dit machtsmisbruik werd geattendeerd, ingrijpen zou hebben toegezegd, is bedrogen uitgekomen. De bewindsman gaf hun, die zich terecht meen den te kunnen beroepen op de wet, steenen voor brood en trachtte in eenige vage verklaringen het wederrechtelijk optreden door bepaalde overheids- personen te vergoelijken. Wij werden daardoor zoodanig in ons vertrou wen geschokt, dat wij ons inmiddels genoodzaakt zagen de hulp van den Rechter in te roepen. Thans doet zich helaas het betreurenswaardig feit voor, dat de Centrale Commissie zelve zich de wet, welker uitvoering voor zoo'n belangrijk deel aan haar is toevertrouwd, eigendunkelijk

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 6