INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER 12 de door hem gereserveerde week van 30 December 1938 5 Januari 1939 te vertoonen, of, indien het geschil niet vóór 30 December in behandeling zou kunnen worden genomen, gedaagde te veroordeelen tot betaling van een bedrag gelijk aan der netto-recettes, door hem gemaakt bij vertoo- ning van andere films in de speelweek van 30 December 1938 tot 5 Januari 1939 in het Alhambra Theater te Vlis singen, alsmede in de kosten van het geschil; dat gedaagde hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat hij de film „Drie gezworen Kameraden" niet voor vertooning in de week van 30 December 19385 Januari 1939 voor één zijner theaters te Vlissingen had ingeboekt, en dat 'hij hieromtrent ook geen bevestiging van eischeres had ont vangen, terwijl voorts tusschen hem en eischeres bij het afsluiten van een nieuw contract is afgesproken, dat vier films van het oude contract kwamen te vervallen en dat voor de overige twee nog af te nemen films cultuurfilms zouden kunnen worden gekozen; dat eischeres dienaanaande verklaard heeft, dat weliswaar ten aanzien van eenige der van het oude contract openstaan de films bepaalde voorzieningen waren getroffen,- maar dat deze niet betrekking hebben op de film „Drie gezworen Kameraden", die trouwens ook niet is vermeld in het nieuwe contract, noch in de daarbij behoorende schriftelijke beves tiging der getroffen voorzieningen; dat gedaagde ter zitting van de Commissie van Geschillen heeft erkend, dat in het telefonisch onderhoud dd. 14 October tusschen partijen werd overeengekomen, dat de film „Drie gezworen Kameraden" in de week van 30 December5 Janu ari zou worden vertoond; dat uit het vorenstaande volgt, dat gedaagde, gelijk eische res terecht heeft gesteld, verplicht moet worden geacht de film „Drie gezworen Kameraden" vanaf 30 December 1938 in een van zijn beide theaters te Vlissingen (waarbij de Commissie in het midden laat, welke van de beide theaters) te vertoonen; dat gedaagde, zijn verplichting tot afname van genoemde film niet ontkennende, zich bereid heeft verklaard deze ge durende de week van 2027 Januari 1939 in zijn Luxor Theater te Vlissingen ter vertooning te brengen, waarmede eischeres zich accoord heeft verklaard; dat gedaagde moet worden veroordeeld in de geschilkos- ten, bedragende ƒ25. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) heeft in haar zitting van Woensdag, 18 Januari 1939 de navolgende uitspraken gewezen: Inzake het door de N.V. Eerste Scho- tensche Bioscoop-Onderneming, gevestigd te Haarlem en exploiteerende het Frans Hals Theater aldaar op 5 December 1938 aanhangig gemaakt geschil contra de N.V. Tobis Film distributie, gevestigd te Amsterdam, dat aan eischeres (Frans Hals) haar vordering moet worden ontzegd met hare ver oordeeling in de geschilkosten, bedragende 25.zulks op grond van de overweging; dat eischeres in hoofdzaak heeft gesteld, dat bij het aan gaan van de overeenkomst inzake den zoogenaamden ver huur en huur van een aantal films, behoorende tot de pro ductie van gedaagde 1938/39, waartoe o.a. een Paula Wes sely-film behoort, tusschen partijen besproken is de mogelijk heid, dat zich bij de levering van deze film wegens de ge wijzigde omstandigheden in Oostenrijk moeilijkheden zouden kunnen voordoen; dat dienaangaande tusschen partijen werd afgesproken, dat, wanneer de Paula Wessely-film eerst na afloop van den contracttijd door gedaagde zou worden ge leverd; dat deze toezegging niet werd vastgelegd in het tusschen partijen aangegaan contract dd. 24 September 1938; dat eischeres met haar brief van 14 November 1938 ge daagde heeft verzocht de vorenbedoelde toezegging schrif telijk te willen bevestigen, aan welk verzoek deze niet heeft voldaan; dat eischeres derhalve der Commissie verzocht heeft te verklaren, dat tusschen partijen geacht moet worden een overeenkomst te bestaan, volgens welke gedaagde aan eischeres zal moeten leveren de eerstvolgende Paula Wessely- film, welke door gedaagde in Nederland wordt uitgebracht, ook al zou dat uitbrengen eerst na den contracttijd geschieden; dat gedaagde zich op het standpunt stelt, dat hetgeen tusschen partijen i's overeengekomen nauwkeurig is omschre ven in het contract dd. 24 September 1938; dat gedaagde voorts aan de Commissie heeft medegedeeld, dat met de productie van een nieuwe Paula Wessely-film eind Maart na de voltooiing ervan aan eischeres zal werden geleverd; dat eischeres er niet in geslaagd is haar stelling, dat de of begin April 1939 zal worden begonnen en dat deze film beweerde toezegging door gedaagde zou zijn gedaan, met bewijzen te staven; dat derhalve aan eischeres haar vordering als zijnde on gegrond moet worden ontzegd met hare veroordeeling in de geschilkosten, bedragende 25. Inzake het door de N.V. Nova Film, gevestigd te Am sterdam, op 23 December 1938 aanhangig gemaakt geschil contra den heer B. Branbergen, eigenaar van de Filmonder- neming „Okaphone" te Groningen, dat de vordering van eischeres (Nova) moet worden toegewezen en gedaagde (Branbergen) mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwijting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag a alsmede in de geschilkosten, bedragende ƒ25. Deze uitspraak is gegrond op de navolgende overwegingen: dat eischeres in hoofdzaak heeft gesteld, dat gedaagde heeft overgenomen de rechten en verplichtingen van een tusschen eischeres en den vroegeren exploitant van gedaagdes reisbioscoop aangegane overeenkomst inzake den zooge naamden verhuur en huur van de film „Amsterdam bij nacht" ter vertooning in een aantal gemeenten in Groningen, Friesland, en Drente; dat van het contractueel verschuldigd huurbedrag, ondanks het verstrijken van den einddatum van het contract, nog openstaat, welk bedrag verhoogd. moet worden met de overeengekomen rentevergoeding a zoodat eischeres van gedaagde betaling vordert van of zooveel minder als de Commissie billijk acht; dat gedaagde, de verschuldigdheid van het gevorderd be drag niet betwistende, zich erop beroept, dat eischeres naar zijn meening bij de afsluiting van dit contract niet voldoende coulance heeft betoond: dat de vordering van eischeres, die door de aan de Com missie overgelegde bescheiden wordt gestaafd, gegrond moet werden geacht; dat derhalve de vordering moet worden toegewezen en gedaagde mitsdien moet worden veroordeeld om tegen kwij ting aan eischeres te betalen het gevorderd bedrag a alsmede in de geschilkosten, bedragende 25. Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet geschieden, raadplege men art. 6 van het betreffend Regle ment. Datum waarop in schrijving ver zocht is Titels waaronder de films in Nederland worden uit gebracht Naam van den houder der ex ploitatie-rechten 13 Jan. 1939 16 18 18 20 20 21 28 Liefde, vrouwen en juweelen Land zonder vrouwen1) Het gebeurde in Hollywood Ik eisch gerechtigheid Marihuana De Koning der Koningen Het beste paard van stal Man tegen man Tobis Ufa L.C.B. Standaard Express-Film Metro Meteor 1) Hiermede vervalt de titel „Goudhonger"

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 14