EEN PROFESSORALE VOORDRACHT
OVER BEDRIJFSRECHTSPRAAK
Ondanks het feit, dat de arbitrale rechtspraak
de laatste dertig jaren in het handels- en bedrijfs
leven burgerrecht verkregen heeft, en het aantal
arbitrage-colleges op dit gebied, inzonderheid in
ons land, zóó groot is, dat deze in bijna alle takken
van groothandel en bedrijfsvereenigingen op de
een of andere wijze zijn ingeschakeld, blijkt dit
nieuwe verschijnsel aan den juridischen hemel, af
gaande op de bestaande litteratuur, nog betrek
kelijk sober gefundeerd te zijn in de wetenschap
pelijke overtuiging onzer rechtsgeleerden.
De wet zelf schenkt aan het machtig instituut
der arbitrage betrekkelijk weinig aandacht. De
artikelen 620 tot en met 657 van het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering vormen te dezen
aanzien nagenoeg het geheele wettelijk arsenaal,
dat overigens den indruk wekt bij de maatschap
pelijke ontwikkeling der laatste jaren stukken ten
achter te zijn gebleven. Verder bestaan er eenige
handboeken, een aantal gelegenheidsartikelen en
een enkel proefschrift op dit gebied.
Het stemt daarom tot verheugenis, dat een auto
riteit als Prof. Mr. Paul Scholten, die aan de Am-
sterdamsche Universiteit Nederlandsch burgerlijk
recht en de wijsbegeerte des rechts doceert, bij
gelegenheid van de herdenking van het vijfentwin
tig jarig bestaan eener collectieve arbeidsovereen
komst en van vijfentwintig jaren bedrijfsrecht-
spraak in het boekdrukkersbedrijf een referaat
heeft gehouden over de beteekenis van de collec
tieve arbeidsovereenkomst als rechtsinstituut,
waarbij hij de daarop gebaseerde bedrijfsrecht-
spraak in het bijzonder en het instituut der arbi
trage in het algemeen aan een diepgaande beschou
wing onderworpen heeft.
Van hetgeen de Amsterdamsche Hoogleeraar
hieromtrent als zijn meening te kennen heeft gege
ven zullen velen onzer en voornamelijk zij, die
geroepen zijn aan het arbitrale werk in het Neder-
landsche film- en bioscoopbedrijf deel te nemen,
met belangstelling kennisnemen.
Voor dezen keer zouden wij willen volstaan met
eenige citaten weer te geven uit 's Professors rede,
om in een volgend artikel nader in te gaan op de
aspecten, welke de scheidsrechterlijke practijk in
het boekdrukkersbedrijf het onze biedt met het oog
op de organisatorische evolutie, welke zich hierin
de laatste jaren voltrokken heeft.
Ongemeen interessant voor ons is de schets,
welke gegeven wordt van deze bedrijfsrechtspraak,
omdat zij zoo geheel in tegenstelling met de onze,
die angstvallig binnen de perken der geldende
wetsregelen gehouden is, in haar structuur buiten
de wet getreden is en geheel op zichzelf staat, zij
het dan, dat zij, gelijk Professor Mr. Scholten doet
uitkomen, dank zij een merkwaardige rechtspraak
van den Hoogen Raad aanknooping heeft kunnen
vinden aan het wettelijk rechtssysteem. De Hooge
Raad is namelijk van meening, dat het nog op an
dere wijze dan door opdracht aan scheidslieden
mogelijk is een geschil aan het oordeel van derden
te onderwerpen. En dat wel door het inwinnen
van een zoogenaamd bindend advies. Daarbij is
van de formaliteiten van de arbitrage geen sprake,
ten uitvoer gelegd kan het advies niet worden,
doch men kan nakoming vragen der overeenkomst,
waarbij partijen zich aan dat advies onderwerpen.
De rechter zal dan bevelen het te volgen, tenzij
zulks, naar men in aansluiting aan artikel 1374
van het Burgerlijk Wetboek zegt, in strijd zou zijn
met de goede trouw, dat wil zeggen, tenzij het ad
vies naar 's Hoogen Raads interpretatie, hetzij in
de wijze van totstandkoming, hetzij in zijn inhoud
zoozeer ingaat tegen hetgeen redelijk en billijk is,
dat de wederpartij in strijd met de goede trouw
handelt door haar daaraan gebonden te willen
houden.
Ondanks echter, dat door het meervermeld
arrest van den Hoogen Raad een juridische con
structie werd verkregen, waardoor de bedrijfs
rechtspraak in de typografie onder een juridisch
begrip „bindend advies" werd geplaatst, dat op
zijn beurt met behulp van de bepaling over de
goede trouw, die partijen in een overeenkomst
elkaar schuldig zijn, een plaats vindt in het rechts
systeem, waardoor het gewenschte, door partijen
beoogde gevolg hier gebondenheid aan die
rechtspraak rechtens wordt bereikt; zou de
drukkers-organisatie, hoe aangenaam het haar óók
was hierdoor aan de wettelijke regeling te kunhen
aanknoopen, volgens Professor Scholten' haar weg
ook zonder dit zijn gegaan.
„Het was een prettige uitweg", aldus de Pföfés-1
sor, ,,die haar op de groote baan van het geëffen
de recht bracht. Maar was die uitweg afgesneden;
de organisatie had haar weg toch wel gevonden.
Een weg desnoods tegen het recht van den
Staat in.
De wet wijst ter beslissing van geschillen den
van overheidswege benoemden rechter aan. 'Zij
laat met uitzondering van bepaalde gevallen, die
hier niet ter zake doen, afwijken daarvan toe door
een geschil aan door partijen zelf gekozen scheids
rechters te onderwerpen. Zij regelt dit instituut
der arbitrage uitvoerig en opent de mogelijkheid,
dat de rechter deze arbitrale uitspraken executoir
verklaart, past ze op deze wijze in het stelsel. W-at
deed nu Uw organisatie? Zij wenschte de berech
ting van geschillen uit collectieve of individueele
arbeidscontracten in Uw bedrijf voortvloeiende,
te onttrekken aan de rechtspraak van den gewo
nen rechter, zij wenschte echter evenmin een be
handeling overeenkomstig de arbitrage-regeling