UITSPRAKEN RAAD VAN BEROEP INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER lt 12 broek vertoond werd, toegangskaarten gebruikten, waarop noch de naam van de bioscoop noch de entreeprijs, doch uitsluitend de rang, waarvoor de kaart geldig was, vermeld stond, welke kaarten voor de beide theaters slechts in kleur verschillen, zoodat vergissingen e.d. zeer gemakkelijk konden voorkomen; dat ter zake van deze herhaaldelijke overtredingen van het Prijsbescherming-Reglement, alsook van het Overgangs- besluit en de Bondsvoorwaarden artikel 15 der Statuten op de heeren Moonen en Van der Linden moet worden toe gepast; dat, in aanmerking nemende het gevaarlijke karakter en het groote aantal der hiervoren opgesomde overtredingen, artikel 15 a der Statuten (waarschuwing) niet voor toepas sing in aanmerking kan komen, maar dat ingevolge artikel 15 b der Statuten den heeren Gebr. Moonen zoowel als den heer Van der Linden elk de straf van boete tot een bedrag van 100.moet worden opgelegd; dat deze beslissing tevens de sommatie voor de heeren Moonen en Van der Linden inhoudt om onverwijld over te gaan tot het aanschaffen van doorloopend genummerde toe gangskaarten, waarop de naam van het theater, waarvoor de kaart geldt, en de prijs, die ervoor moet worden betaald, duidelijk zijn vermeld; dat voorts deze beslissing de waarschuwing voor de heeren Moonen en Van der Linden en voor alle andere leden exploitanten in de Mijnstreek inhoudt om het geven van voorstellingen tegen gereduceerden prijs ten behoeve van de leden van de Staatsmijn-Vereeniging „Algemeene Ontwik keling" na te laten, daar anders het Hoofdbestuur zich genoodzaakt zou zien daartegen met de strengste straffen, die artikel 15 der Statuten kent, op te treden. De Raad van Beroep (Bijzondere Kamer) heeft in zijn zitting van Maandag, 13 Februari 1939 in zake het dooi de N.V. Zevende Bouw Maatschappij „Nieuw Rustenburg" te 's-Gravenhage, exploiteerende het Metropole Palace al daar, bij schrijven van 6 December 1938 aanhangig gemaakt beroep van het vonnis der Commissie van Geschillen (Derde Kamer), gewezen dd. 16 November 1938 en aan partijen medegedeeld dd. 30 November d.a.v., in een geschil tusschen de Firma Splendid Film te 's-Gravenhage (verder te noemen geintimeerde) en voornoemde maatschappij (verder te noe men appellante) in hoogste instantie uitspraak gedaan, dat het vonnis, waarvan beroep, moet worden bevestigd en appel lante moet worden veroordeeld in de kosten der arbitrage, in beide instanties, bedragende 25.in eerste- en 50. in tweede instantie, is 75.in totaal. Deze uitspraak is gerond op de overweging: dat appellante als voornaamste grief tegen het vennis van de Commissie van Geschillen heeft aangevoerd, dat daarin over het hoofd is gezien, dat de directeur van appellante aan geintimeerde een provisie van fzou toekennen, indien de verkoop van het Casino Theater te 's-Gravenhage contant zou geschieden; dat deze verkoop echter op geheel andere voorwaarden is tot stand gekomen dan bij de vaststelling van het provisiebedrag was overeengekomen, hetgeen o.a. hieruit blijkt, dat het restant der koopsomen eerst behoeft te worden betaald op 15 Juni 1941; dat appellante dientengevolge het resteerend gedeelte van het provisiebedrag, zijnde niet eerder verplicht is te betalen; dat geintimeerde zelve de overeenkomst als zoodanig ook heeft erkend, aangezien zij niet vóór 10 Augustus 1938 over de neg resteerende fheeft gereclameerd, terwijl de verkoop van het Casino Theater reeds is geschied in Juni 1937; dat appellante op deze gronden vernietiging vraagt van het vonnis der Com missie van Geschillen met ontzegging van geintimeerde in haren eisch, haar bovendien te veroordeelen in de kosten der arbitrage en de betaling van het restant der provisie te stellen op den dag, dat kcopers hun verplichting zullen hebben voldaan; dat geintimeerde hiertegen heeft aangevoerd, dat appellante schriftelijk heeft verklaard haar inmiddellijk fprovisie te zullen uitbetalen, indien de transactie in zake het Casino Theater tot stand zou komen; dat zij destijds met de onmid dellijke uitbetaling van fgenoegen heeft genomen, om dat zij contanten noodig had en in de veronderstelling ver keerde, dat het resteerend bedrag kort daarop zou worden uitbetaald; dat zij over dit bedrag weliswaar nimmer senrif- telijk heeft gereclameerd, doch appellante herhaaldelijk mon deling om uitbetaling van het resteerend gedeelte heeft ver zocht en ter zake eerst een geschil aanhangig heeft gemaakt toen het haar duidelijk werd, dat appellante de zaak slepende wilde houden; dat vaststaat, dat appellante schriftelijk verklaard heeft geintimeerde een provisie ad uit te betalen, indien door bemiddeling van laatstgenoemde de verhuur tot stand zou komen van het aan appellante toebehoorende Casino Theater- te Den Haag; dat deze schriftelijke verklaring door appellante wordt erkend en de beoogde transactie inderdaad heeft plaats gehad; dat appellantes bewering, als zoude uitkeering ineens van het overeengekomen provisiebedrag slechts zijn toegezegd ingeval van contante betaling, geen steun vindt in de door geintimeerde overgelegde en door appellante onderteekende, verklaring, en evenmin op andere wijze door appellante is waargemaakt; dat derhalve niet is gebleven, dat wijziging van de voor waarden der transactie, waarvoor de provisie zou worden uitgekeerd, aan appellante het recht zou geven verandering te brengen in de wijze, waarop het provisiebedrag aan gein timeerde zou moeten worden uitbetaald: dat appellante dan ook ten onrechte aan geintimeerde een gedeelte van het haar toekomend provisiebedrag onthouden heeft, weshalve de Raad de overweging van het vonnis der Commissie van Geschillen geheel onderschrijft en met haar van oordeel is, dat de vordering van geintimeerde gegrond moet worden geacht en met uitzondering van de gevraagde rente, moet worden toegewezen; dat het beroep van appellante dus ongegrond moet worden verklaard en het vonnis der Commissie van Geschillen be vestigd, met veroordeeling van appellante in de kosten der arbitrage, in beide instanties, zijnde f 75.in totaal. Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet geschieden, raadplege men art. 6 van het betreffend Regle ment. Datum Titels waaronder de films Naam van den waarop m- in Nederlgnd worden uit houder der ex sen njvmg ver zocht is gebracht ploitatie-rechten 16Febr. 1939 Blake van Scotland Yard Meteor 18 i. Het huis van mysterie 20 i> Prinswordt opgevoed! Film Trust 22 Pacific Liner R.K.O. Radio 22 Gunga Din 22 De woestijn des doods 22 Bij verrassing getrouwd 22 De vallei zonder wet 23 Accord final Univ. Film Ag. 24 In den greep van de gorilla Meteor 25 Kozakkenbloed Paramount 25 De Pokerspeler van Wyoming 25 Parijs op de huwelijksreis 25 Jf Cassidy in Satansdal 25 »t Cassidy's wraak 25 Sheriff Cassidy 25 De andere 25 Meisje voor dag en nacht

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 14