11
was en die dan ook geleid heeft tot het dezer
dagen in deze zaak gewezen eindvonnis, waarbij
de Heer Blom in het ongelijk is gesteld.
Met klem is door Mr. Karsten tegengesproken,
dat de Hooge Raad zou hebben beslist, dat een
geluidsfilm een verzamelwerk is; hetgeen de Hooge
Raad niet kan beslissen, omdat dit een feitelijke
vraag is, die buiten de competentie van den Hoo-
gen Raad valt; daarbij heeft Mr. Karsten met
nadruk aan het Hof verzocht om een grondig
onderzoek naar de totstandkoming van geluidsfilms
in te stellen, teneinde zich te overtuigen, dat
een geluidsfilm niet is een verzamelwerk van
afzonderlijke werken, maar een kunsliwerk uit
één stuk. hoedanig kunstwerk nimmer een ver
zamelwerk kan zijn; welke meening gedeeld wordt
door de Regeering (Bioscoopwet, editie Schuur
man en Jorden, 1935 pag. 41). den Heer van
Staveren ..Buma-Bioscoopbedrijf" in ..Lichtbeeld
en Cultuur" van 193) den Advocaat-Generaal bij
den Hoogen Raad Mr. Wijnveldt in diens Con
clusie, voorafgegaan aan het eerste arrest van den
Hoogen Raad inzake Gema-Tuschinski. en door
het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waar dit in de
zaken Buma-Asta en Buma-Luxor in 1936 heeft
beslist, dat de componist de muziek had vervaar
digd in dienst van den producer; evenzeer als dooi
de Duitsche schrijvers Drs. Willy Hoffman en
Plugge.
Komt het Amsterdamsch Gerechtshof tot de
conclusie, dat een geluidsfilm geen verzamelwerk
is, dan valt daarmede weg alles wat in de dooi
den Hoogen Raad gewezen arresten in de zaken
Gema-Tuschinski en Gema-Blom niet ten ongun-
ste van de bioscoop-exploitanten is beslist, omdat
in die arresten van de feitelijke praemisse is uit
gegaan, dat door de Rechtbanken was beslist, dat
een geluidsfilm wel een verzamelwerk is; en dan
komt de vraag, aan wien naar Nederl^ndsch recht
het auteursrecht op muziek in geluidsfilms toe
komt, in een geheel andere en voor het Film- en
Bioscoopbedrijf uiterst gunstige phase; aldus Mr.
Karsten.
Daarnaast heeft Mr. Karsten behandeld de
vraag, wat de beteekenis is van. „little performing
rights", ..kleinen Rechte". ..petits droits". waarover
in het hoofdgeding in de zaak Buma-Jogchem's
door de Utrechtsche Rechtbank kort geleden een
Engelsche expertise bevolen is, zooals blijkt uit het
in ons jaarverslag opgenomen vonnis dier Recht
bank d.d. 5 Januari 1939.
Op al deze gronden kwam Mr. Karsten tot de
conclusie, dat volstrekt nog niets vaststaat over
den afloop van het hoofdgeding, zoodat een zoo
diep ingrijpende voorloopige beslissing, als door
de Buma wordt verlangd, niet te rechtvaardigen
zou zijn en terecht door den Utrechtschen Presi
dent is afgewezen; waarbij Mr. Karsten nog om
standig gewezen heeft op het diep ingrijpend
karakter van zulk een verbod voor het geheele
Nederlandsche Film- en Bioscoopbedrijf, dat in
geen geval als een voorloopigen maatregel mag
worden genomen, wanneer zulks niet ten volle
gerechtvaardigd is.
De uitspraak van het Hof is bepaald op 4 Mei
a.s.
OVERTREDING PRIJZEN-REGLEMENTEN
Het Bestuur van de Afdeeling ,,Het Centrum"
heeft in zijn vergadering van 13 Maart j.1. beslo
ten, om ingevolge het bepaalde in artikel 6 van het
Uniform Reglement en in artikel 16 van het Mini-
mum-Prijzen-Reglement de straf van waarschu
wing toe. te passen op de directie van het Corso
Theater te Castricum, ter zake van een overtre
ding van artikel 6 van het Minimum-Prijzen-
Reglement, hierop neerkomende, dat voornoemde
directie in haar bioscoop personen heeft toegela
ten tegen een entree van 15 cent, terwijl de mini
mumprijs voor avondvoorstellingen voor dit theater
is vastgesteld op 25 cent.
Voorts heeft het Bestuur overeenkomstig artikel
6 van het Uniform Reglement en artikel 10 van
het Prijsbescherming-Reglement besloten de straf
van waarschuwing toe te passen op de directie van
het Victoria Theater te Alkmaar, ter zake van een
overtreding van artikel 6 van het Prijsbescher
ming-Reglement, hierop neerkomende, dat aan een
aantal kinderen gratis toegang is verleend tot een
aantal bioscoopvoorstellingen en aan deze kinde
ren bovendien versnaperingen zij uitgereikt.
Het Bestuur van de Afdeeling Amsterdam heeft
in zijn op Donderdag, 30 Maart j.1. gehouden ver
gadering besloten, ingevolge het bepaalde in de
artt. 6 van het Uniform Reglement van den Bond
en in art, 11 van het Prijsbescherming-Reglement.
de straf van waarschuwing toe te passen op de
NV. Cinema Royal te Amsterdam, op grond:
dat de N.V. Cinema Rcyal 600 vrijbiljetten heeft uitge
reikt aan de Federatie van Volksontwikkelingsvereeniqingen
ten behoeve van de werkioozen, ingeschreven bij de tehuizen
dezer federatie, en wel voor de voorstellingen in haar theater
op Maandag, 13 Maart, althans in de week van 10 tot en
met 16 Maart 1939;
dat door de uitgifte van zulk een groot aantal vrijbil
jetten de grenzen der redelijkheid zijn overschreden, hetgeen
uitdrukkelijk verboden is in art. S van liet Prijsbescherming-
Reglement;
dat het Bestuur van de Afdeeling Amsterdam van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond in zijn rondschrijven dd.
23 Februari 1939 aan de leden der Afdeeling kennis heeft
gegeven van zijn besluit tot stopzetting van z.g. bioscoop-
kaarten aan werkioozen. wijl de uitgifte dezer kaarten ge-