DE JAARLIJKSCHE LEDENVERGADERING
De Jaarlijksche Ledenvergadering van den Ne-
derlandschen Bioscoop-Bond, welke dezen keer
wederom in een der zalen van Hotel Krasnapolsky
te Amsterdam gehouden werd, mocht zich in een
behoorlijke belangstelling verheugen.
In zijn openingsrede herdacht de Bondsvoor
zitter, de heer D. Hamburger Jr. uit Utrecht, aller
eerst de leden, die sedert de vorige vergadering
het tijdelijke met het eeuwige hadden verwisseld,
namelijk de heeren D. Tijmons uit Leeuwarden en
A. van Gelder uit Culemborg. Op sprekers ver
zoek nam de vergadering staande eenige oogen-
blikken stilte in acht, ten einde de nagedachtenis
dezer leden te eeren.
De Voorzitter constateerde vervolgens, dat de
organisatie van het Nederlandsche film- en bio
scoopbedrijf als gevolg van jarenlangen arbeid een
zekere stabiliteit verkregen heeft,
Spreker memoreerde de totstandkoming en func-
tionneering van het arbitrage-instituut, alsmede het
feit, dat exploitanten en filmverhuurders sedert
jaren reeds als leden met dezelfde rechten gelij
kelijk in denzelfden Bond vereenigd zijn, een gang
van .zaken, welke zijn bekroning vindt in den
Ledenraad, die binnenkort met zijn werkzaam
heden een aanvang zal maken.
Het merkwaardige van dezen Raad is, dat hij
samengesteld is uit twee groepen, zonder dat noch
tans groepsbelangen worden behandeld. Het is im
mers uitsluitend het algemeen belang van het be
drijf, dat deze Raad bij de uitoefening van zijn
functie op het oog heeft.
Spreker deed daarop uitkomen, dat een onge
zonde oppositie, zooals de ervaring gedurende het
21-jarig bestaan van den Bond geleerd heeft, geen
zin heeft en te pletter loopt op de eensgezindheid
van de leden, Deze eensgezindheid wordt door de
stabiliteit van het organisatorisch leven in het film
en bioscoopbedrijf gedurende de laatste jaren
duidelijk gedemonstreerd en zij heeft een groor
aantal maatregelen mogelijk gemaakt, welke door
de tijdsomstandigheden noodzakelijk geworden,
het bedrijf voor ondergang hebben behoed.
Spreker had vertrouwen, dat de rust, welke de
wereld zoozeer behoeft, wellicht eerder verkregen
wordt, dan menigeen vermoedt. Dan zal het film
en bioscoopbedrijf ongetwijfeld een voorsprong
hebben op vele andere bedrijven, die door gebrek
aan samenwerking en door onderlinge afgunst
eerst op de been zullen moeten helpen, wat in
moeilijke jaren is ineengestort. Reeds is de terug
gang in ons bedrijf, zij het met groote moeite, tot
stilstand gebracht en wanneer er, ondanks dat het
film- en bioscoopbedrijf innerlijk gezond is, moei
lijkheden zijn, dan zijn deze, zooals de feiten onom-
stootelijk hebben uitgewezen, uitsluitend te wijten
aan de buitengewoon hooge lasten, waaronder ons
bedrijf gebukt gaat.
In het bijzonder is de personeele belasting op het
film- en bioscoopbedrijf een schreeuwende onbil
lijkheid. Waarom, zoo vroeg spreker, wordt op
onze werkplaatsen een zooveel malen zwaardere
belastingdruk gelegd dan op die van andere be
drijven?
Spreker aarzelde niet dit een daad. van wille
keur te noemen. Vele pogingen zijn in den loop der
jaren ondernomen om in dit opzicht tegemoet
koming te verkrijgen, helaas echter zonder resul
taat.
In de naaste toekomst zal het film- en bioscoop
bedrijf wellicht genoodzaakt zijn een scherpe actie
te voeren. Hij wekte daarom allen op tot de meest
volkomen samenwerking.
De rede van den Bondsvoorzitter werd met een
krachtig applaus onderstreept.
Besloten werd het Hoofdbestuur dispensatie te
verleenen van het bepaalde in artikel 26 der Statu
ten met betrekking tot het houden van de jaarver
gadering vóór of op 31 Maart.
De notulen van de Buitengewone Ledenverga
dering van 12 December 1938 werden goedge
keurd en tot leden van de Commissie tot het nazien
van de notulen van de Jaarvergadering werden be
noemd de heeren L. C. Barnstijn, J, Kroonenberg,
P. van Twisk, R. Uges Jr., alsmede de Voorzitter.
Naar aanleiding van het jaarverslag over 1938
vroeg de heer Alter (City concern, Den Haag),
die van zijn respect voor de samenstelling van dit
verslag getuigde, met het oog op hetgeen onder
het hoofdstuk „Internationaal contact" staat ver
meld, waarom in het afgeloopen jaar van Bonds-
wege niemand bij de vergaderingen van de Inter
nationale Filmkamer aanwezig is geweest, on
danks, dat het Hoofdbestuur besloten had, zulks
in navolging van het Engelsche voorbeeld, om den
Bond bij de vergaderingen van de Filmkamer door
een waarnemer te doen vertegenwoordigen.
Met betrekking tot hetgeen over de Bioscoop
wet werd vermeld wees spreker op het gevaar,
dat de Centrale Commissie er schijnbaar op uit is
den leeftijdsgrens hooger te trekken, aangezien
immers het percentage van de films voor alle leef
tijden dit jaar wederom belangrijk minder is dan
het vorig jaar. Spreker achtte het in het belang
van het bedrijf, indien het Hoofdbestuur krachti
ger stelling zou nemen tegenover het streven van
de Centrale Commissie, Voorts drukte spreker zijn
teleurstelling uit over de houding, die de Minister
heeft gemeend in het afgeloopen jaar te moeten
aannemen ten opzichte van de stappen, welke het
Hoofdbestuur heeft ondernomen om een vermin
dering van lasten te verkrijgen, inzonderheid om