lingsraad gekozen moeten worden uit de Afdee- lingsbesturen en de leden van den Ledenraad, al thans voorzoover het betreft vertegenwoordigers van de exploitanten-afdeelingen uit die van den Afdeelingsraad. Als een lid van den Afdeelings- raad, dat tevens lid van den Ledenraad is, aftreedt, kan hij immers geen lid van den Ledenraad blijven. Hetzelfde geldt voor het aftreden van Bestuurs leden van Afdeelingen, die lid van den Afdeelings raad zijn. Derhalve werd voorgesteld den benoe mingsduur van de leden van de Afdeelingsbesturen, alsmede van die van den Afdeelingsraad en van den Ledenraad te bepalen op ten hoogste twee jaar. De Bondsdirecteur deelde mede, dat het voorstel tot wijziging van artikel 4 van het Bondsreglement van de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders van de agenda was afgevoerd, omdat er twijfel is ontstaan aangaande de vraag, of het Bondsreglement van de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders valt onder de Bonds-reglementeering, dan wel onder de Be drij fs-reglementeering. In het laatste geval zou namelijk niet de Ledenvergadering, maar de Leden raad competent zijn. De heer R. Uges Jr. uit Rotterdam bestreed de opvatting, als zou hier van bedrij f sreglementeering sprake zijn. Het betreft hier een reglement van organisaforischen aard en niet een maatregel, wel ke een bedrijf, of een groep van bedrijven aan belangt. De Bondsdirecteur zeide, dat, nu er eenmaal ver schil van inzicht is, of de bevoegdheid tot wijziging van dit reglement behoort tot de Algemeene Leden vergadering of tot den Ledenraad, het thans aan de in de Statuten voorziene instantie is, om arbi traal uit te maken naar welk lichaam deze materie gedirigeerd behoort te worden. De uitspraak van deze arbitrale instantie, welke bestaat uit de Voor zitters van het Hoofdbestuur, van den Raad van Beroep en de Commissie van Geschillen, zullen wij hebben af te wachten. De heer Uges stelde voor, om dan ook de voor gestelde wijzigingen betreffende het Algemeen Bondsreglement en het Uniform Reglement voor de plaatselijke- en provinciale afdeelingen van ex ploitanten aan te houden, tot ter zake een uitspraak is gevallen. Op voorstel van het Hoofdbestuur besloot daar op de vergadering de voorgestelde wijzigingen aan te brengen, doch deze eerst in werking te doen treden, nadat dezelfde bepalingen ook in het Regle ment van de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders zijn opgenomen. Het voorstel tot wijziging van artikel 4 van het Bondsreglement van de Bedrijfsafdeeling Filmver huurders werd hierna van de agenda afgevoerd. Naar aanleiding van het voorstel om artikel 10, volgens hetwelk een Afdeelingsbestuur uit zijn midden een gedelegeerde kan aanwijzen om de vergaderingen van het Hoofdbestuur bij te wonen, wanneer geen der leden van het Afdeelingsbestuur lid is van het Hoofdbestuur, te doen vervallen, was van de zijde van den Afdeelingsraad een amende ment ingediend, om artikel 10 in dier voege te wij zigen, dat een Afdeelingsbestuur uit zijn midden geen gedelegeerde mag aanwijzen, die lid is van den Ledenraad. De Bondsdirecteur ontraadde namens het Hoofd bestuur aanneming van het amendement. Nu de Ledenraad, waarin immers alle afdeelingen verte genwoordigd zijn, in het leven is geroepen en de exploitanten-afdeelingen bovendien reeds verte genwoordigd zijn in den Afdeelingsraad, moet het overbodig worden geacht, dat Afdeelingsbesturen, waarvan geen der leden in het Hoofdbestuur zit ting heeft, een speciale gedelegeerde aanwijzen om de vergaderingen van het Hoofdbestuur bij te wo nen. De Afdeelingsraad heeft bij de indiening van zijn amendement over het hoofd gezien, dat, een dergelijke gedelegeerde, indien hij lid is van den Afdeelingsraad, functionaris is. Het zou onjuist zijn, dat hij als zoodanig tevens de functie van ge delegeerde in het Hoofdbestuur waarnam. Overi gens bestaat het Hoofdbestuur reeds uit 9 perso nen en het zou voor de richtige functionneering van dit College slechts nadeelig zijn, indien dit door het verouderd instituut van gedelegeerde steeds de kans loopt met 4 menschen uitgebreid te worden, die weliswaar een adviseerende stem heb- ben, doch wier taak overigens niet nader omschre ven is en dus het recht hebben volledig aan de dis cussies deel te nemen. De heer J. Ter Linden deelde namens de Afdee- ling Amsterdam mede. dat deze Afdeeling liet niet eens was met den Afdeelingsraad en besloten had het voorstel van het Hoofdbestuur te steunen. De heer Uges verdedigde de opvatting van den Afdeelingsraad. Het argument, dat de Ledenraad het zenden van een gedelegeerde overbodig zou hebben gemaakt, achtte hij onjuist. De Ledenraad is slechts een verlengstuk van de Ledenvergade ring. Hij verbetert geenszins het contact tusschen Hoofdbestuur en leden, doch heeft een geheel aparte functie. Spreker kon aannemen, dat de aan wezigheid van gedelegeerden de werkzaamheden van het Hoofdbestuur kan uitbreiden, doch daarbij dient in aanmerking te worden genomen, dat een gedelegeerde in hoofdzaak wordt gezonden om bepaalde streekbelangen te behartigen. De Directeur zeide, dat dit laatste argument juist zou zijn, indien niet de Afdeelingsraad, waarin alle Afdeelingen van den Bond vertegenwoordigd zijn. tot taak had het Hoofdbestuur nopens onderschei dene aangelegenheden van voorlichting te dienen. De Voorzitter betoogde, dat het Hoofdbestuur, uitgebreid tot 13 personen, niet meer in staat zou zijn behoorlijk te werken. Aan het instituut gedele geerden kleven groote bezwaren en spreker kon het onder de gegeven omstandigheden, nu men een Afdeelingsraad heeft en een Ledenraad, slechts

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 8