Het lid van de Tweede Kamer, de heer Ter
Laan, typeerde tijdens de behandeling van de be
grooting 1938 de situatie treffend met het volgende
voorbeeld uit de gemeente Rotterdam: „Een bio
scooponderneming, waarvan de huurwaarde is ge
steld op 20.000.per jaar, moet alleen aan per-
soneele belasting 5500.betalen. Ik heb het jaar
1934 genomen. Toen had deze inrichting een bruto-
ontvangst van zeven. ton. Dat is een zeer groot
bedrag, en het blijkt, dat men hier te doen heeft
met een bioscoop, die een grooten toeloop geniet
van het publiek. Ondanks dat bedrag was er echter
een tekort op de exploitatierekening van dat jaar
van f 5000.Het zal duidelijk zijn, dat deze in
richtingen door den geweldigen druk, die erop
gelegd is in verschillende vormen, niet, of hoogst
waarschijnlijk op de been kunnen blijven. Ook dit
zal naar mijn meening de Regeering hebben te
overwegen."
De Overheid heeft dit alles schijnbaar niet over
wogen. En toch had zij ook wel eens in aanmer
king mogen nemen, dat het Nederlandsche bio
scoopbedrijf niet dat kameleontische heeft van dit'
bedrijf in het buitenland. Dat het hier niet een
terrein is voor golddiggers, of een object van
speculanten.
Integendeel, het bioscoopbedrijf in ons land is
gegroeid op zijn Nederlandsen. Vele eerzame bur
gers hebben er hun geld in geïnvesteerd, trachtend
zoo een bestaan te vinden. Behoorlijke en knappe
zakenlieden bevinden zich aan het hoofd van ver
schillende ondernemingen, heele families geven er
hun beste krachten' aan en er wordt in gewerkt van
vader op zoon. De talrijke jubilea ook mogen mede
een bewijs zijn van de stabiliteit van het onder
nemerskader.
De fatale gevolgen van den lastendruk die
langzamerhand beginnen door te werken, treffen,
deze menschen en hun gezinnen, ondergraven een
bedrijf, dat tot een grooten tak van nijverheid is
uitgegroeid en in alle opzichten commercieel ver
antwoord van opzet is, bedreigen bovendien de
film zelve, aangezien het alleen aan een kapitaal
krachtigen bioscoopstand mogelijk is, zooals tot
heden, de beste producten van de wereldmarkt on
der het Nederlandsche publiek te brengen.
Het bedrijf zelf heeft zich reeds, dank zij een
voorzichtig beleid, aangepast aan de veranderde
omstandigheden. Er is bezuinigd, waar mogelijk!
Bovendien is het bedrijf streng en tot in détails
gereglementeerd. De vestigingsmogelijkheid van
bioscopen wordt sedert eenigen tijd gecontroleerd,
terwijl bovendien tot bescherming van de entree
prijzen is overgegaan.
Dit alles blijft echter lapwerk, indien er geen
verlichting komt van de drukkende lasten.
Wij zien volkomen in, dat versterking onzer
nationale weerbaarheid de Overheid voor een
moeilijke taak stelt en de daarmede gepaard gaan
de uitgaven op de een of andere wijze zullen moe
ten worden verhaald. Waarom echter de voor
vele bedrijven bestaande onbillijkheden worden
weggenomen, terwijl ze voor het overbelaste bios
coopbedrijf zonder eenige argumentatie gehand
haafd blijven, is ons uit de bestudeering van het
onderhavige wetsontwerp niet duidelijk geworden.
Uit dat wetsontwerp blijkt wèl, o.a. zoowel door
afschaffing van de personeele als door een verla
ging van de accijnzen, dat de Regeering tegemoet
komend is jegens bedrijven, die aantoonen, dat
zij mede als gevolg van een te zwaren belasting
druk noodlijdend zijn geworden. Wij mogen wel
licht aannemen, dat door deze bedrijven cijfers
aan de Regeering zijn overgelegd, welke deze
noodlijdendheid demonstreeren, zooals bijvoor
beeld door het hooge aantal faillissementen of ge
vallen van gedwongen liquidatie.
De Nederlandsche Bioscoop-Bond van zijn kant
zou thans aan de Regeering willen vragen, of hij
de handhaving van de personeele belasting op het
bedrijf te danken heeft aan het feit, dat de Bond
het tot een van zijn belangrijkste taken van de
laatste jaren heeft gerekend om de bioscoopbedrij
ven te behoeden voor ondergang. In dit verband
moge gewezen worden niet alleen op den orde-
nenden arbeid in dit bedrijf, maar ook op de vele
saneeiingen, zoowel van bedrijven in kleine ge
meenten, als van sommige van de grootste zaken in
de hoofdsteden, saneeringen, waaraan niemand te
pas is gekomen, en welke door het film- en bios
coopbedrijf geheel voor eigen rekening zijn geno
men.
Moet de Nederlandsche Bioscoop-Bond deze
taak thans neerleggen?
En zal de Regeering dan eerst, wanneer namelijk
binnen niet al te langen tijd een aantal faillisse
menten van bioscoopbedrijven is uitgesproken, ook
hier de helpende hand komen bieden?