OFFICIEEL ORGAAN
PROFESSOR BORDEWIJKS BEZWAREN
VAN DEN NEDERLANDSCHEN BIOSCOO P - BON D
TEGEN DE PERSONEELE BELASTING OP BIOSCOPEN
De ondernemers in het film- en bioscoopbedrijf
hebben, wellicht tot bevreemding van sommigen,
aan hun zoo begrijpelijke en rechtmatige bezwaren
tegen de plannen van den inmiddels afgetreden
Minister van Financiën, om de bioscopen van de
voorgestelde afschaffing van personeele belasting
ten behoeve van bepaalde bedrij f scategorieën uit
te zonderen, géén kracht bijgezet door het houden
van zgn. protestvergaderingen, of door het voeren
eener luidruchtige campagne met behulp van de
machtige publiciteitsmedia, welke hun ter beschik
king staan.
Zij hebben dit machtsvertoon niet noodig, om de
eenvoudige reden, dat hun kracht verzameld is in
steekhoudende argumenten en grooter wordt naar
mate duidelijker aan den dag treedt, het wille
keurige, het onbillijke en het onredelijke van de
fiscale uitzonderingspositie, waarin men ons bedrijf
tracht te dringen.
Intusschen is niets nagelaten om ons verweer
zoo doeltreffend mogelijk te doen zijn. Ter ge
ruststelling van de leden moge worden medege
deeld, dat het Hoofdbestuur de aandacht van voor
aanstaande leden van de Volksvertegenwoordiging
op onze bezwaren en moeilijkheden gevestigd heeft
en zich ter zake nogmaals met aandrang tot den
Minister heeft gewend.
De pers ten slotte heeft veel begrip getoond voor
ons standpunt en dit gepubliceerd op een wijze
waarvoor wij slechts erkentelijk kunnen zijn.
Van geen enkele zijde heeft men tot heden ook
maar getracht aan te toonen, dat ons verzet nie;
gerechtvaardigd zou zijn. Integendeel, ook van een
kant, die niet beschouwd kan worden als recht
streeks geïnteresseerd te zijn bij het film- en bio
scoopbedrijf, n.1. van dien van den Koninklijken
Nederlandschen Middenstandsbond, heeft men bij
monde van den Bondsdirecteur, den heer Van dei-
Leeuw, blijkens een interview in „Het Vaderland",
naar aanleiding van het onderhavige Wetsontwerp
er met nadruk zijn teleurstelling over uitgesproken,
dat het bioscoopbedrijf van de voorgestelde'ver
lagingen is uitgesloten.
Men vond dit te betreurenswaardiger, omdat
vaststaat, dat ons bedrijf in ander opzicht reeds zoo
zwaar is belast en het bovendien niet langer meer
beschouwd kan worden als een zuiver amusements-
bedrijf. Juist ten aanzien van ons bedrijf achtte
men de verdwijning van de personeele belasting
noodzakelijk, omdat zij hiervan eveneens geheven
wordt, onafhankelijk van de bedrijfsresultaten.
In het vorig nummer van dit orgaan hebben wij
in een uitvoerig artikel op .velerlei wijze èn het
onlogische aangetoond van de heffing eener per
soneele van ons bedrijf en het onbillijke van de
handhaving dezer belasting, terwijl zij tegelijkertijd
1