TOEPASSING ART. 15 DER STATUTEN
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van
Dinsdag 13 Juni 1939 besloten de straf van boycot
ingevolge artikel 15c der Statuten op te leggen aan
„Handei-Maatschappij Transformatie FIM-FILM
N.V.", gevestigd te Amsterdam, zulks op grond
van de overweging:
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van
13 Juni 1939 op grond van artikel 15b der Statuten
besloten de straf van boete ten bedrage van
250.op te leggen aan den heer F. L, D. Brug-
lemans, exploiteerende het City Theater te Roo
sendaal, met de bepaling, dat de heer Bruglemans
dit boetebedrag niet verschuldigd zal zijn, indien
hij uiterlijk op 1 Augustus 1939 zijn boekhouding
en administratie (speciaal zijn recette-administra
tie) dusdanig zal hebben ingericht en dusdanige
entreekaarten voor zijn verschillende voorstellin
gen en rangen in gebruik zal hebben genomen,
dat een en ander naar het oordeel van den door
de Bedrijfsafdeeling Filmverhuurders in het alge
meen met het instellen van recette-controles be
lasten accountant voldoet aan redelijk te stellen
eischen ingevolge de Algemeene Voorwaarden
van Verhuur en Huur van Films van den Neder
landschen Bioscoop-Bond.
Deze beslissing is gegrond op de volgende over
wegingen;
dat Fim-Film in no. 30 van het „Nieuw Weekblad voor
de Cinematografie" dd. 28 April 1939 en ook in volgende
nummers van dat weekblad heeft aangekondigd, dat zij een
groot aantal nieuwe films, waarvan er verscheidene met
name zijn genoemd, in Nederland zal distribueeren, en dat
deze films ook reeds ter vertooning aan sommige leden van
den Bond zijn verhuurd;
dat bij onderzoek gebleken is, dat deze publicaties van de
Fim-Film in hooge mate misleidend zijn, omdat de rechten
van al de vorenbedoelde films, althans in ieder geval van
de door Fim-Film aangekondigde films „Cubaansche Liefde^'
(De duivel van Santa-Fé), „Buffalo Bill's laatste gevecht"
(La derniére bataille de Buffalo Bill), „De wreker van Cali-
fornië" („Robin Hood of Californiaof „Robin Hood du
Far-Westen „Anaconda" (De afgodsslang), niet door de
Fim-Film zijn gekocht, doch eigendom zijn van, althans
geëxploiteerd worden door de Maatschap „Importfilm", een
te 's-Gravenhage gevestigde filmimport-zaak, v^n welk'.-
maatschap leden zijn de heeren M. Pezarro en J. W. Schiff;
dat noch de heeren Pezarro en Schiff, noch de maatschap
„Importfilm" lid van den Nedtrlandschen Bioscoop-Bond zijn;
dat van Bondswege op 11 November 1938 en 1 Februari
1939 circulaires aan de leden-filmverhuurders en dus ook aan
de Fim-Film zijn gezonden, waarin er de aandacht op ge
vestigd is, dat de heer M. Pezarro resp. de firma „Import
film" clandestien als film-importeurs in Nederland optreden
en geen lid van den Nederlandschen Bioscoop-Bond zijn en
evenmin een aanvrage bij het Hoofdbestuur hebben inge
diend om hun toestemming (als bedeeld sub. B. van het zoo
genaamde Overgangsbesluit van den Bond dd. 1 Februari
1937) te verleenen tot het gaan exploiteeren van een nieuwe
filmimport-zaak, zoodat op hun aanbiedingen niet kon worden
ingegaan;
dat Fim-Film achter het scherm van een aandeelen-trans-
actie een in Nederland gevestigde, geen lid van den Neder
landschen Bioscoop-Bond zijnde filmimport-zaak, waartegen
van Bondswege tweemaal gewaarschuwd was, in de gelegen
heid heeft gesteld om clandestien in Nederland een filmver
huurkantoor te exploiteeren zonder dat daartoe door het
Hoofdbestuur de vereischte toestemming, als bedoeld suo. B.
van het zoogenaamde Overgangsbesluit dd. 1 Februari 1937,
was verleend;
dat Fim-Film daardoor op een zoo ernstige; wijze in strijd
met voormeld Overgangsbesluit en door de daarmede ge
paard gaande misleiding ook in strijd met I de algemeene
belangen en de waardigheid van het Nederlaridsche film- en
bioscoopbedrijf heeft gehandeld, dat de straf van boycot, als
bedoeld in artikel 15c der Statuten op haar moet worden
toegepast.
dat bij een in de week van 39 Maart 1939 in het theater
van den heer Bruglemans ingestelde recette-controle is ge
constateerd, dat er een verschil bestond tusschen het totaal
volgens de opgave van genoemden heer van de in die week
met de film „Sneeuwwitje" gemaakte recettes, zijnde
en het totaal der verkochte entreebiljetten volgens de door
den heer Bruglemans aan den accountant ter hand gestelde
contrólestrooken, zijnde en het totaal der volgens de
nummervolgorde der rollen entreekaarten verkochte kaarten,
zijnde
dat de heer Bruglemans er zich weliswaar op heeft be
roepen, dat hij abusievelijk contrólestrooken, welke niet op
de voorstellingen met de film „Sneeuwwitje" maar op andere
voorstellingen betrekking hadden, aan den accountant heeft
gegeven en dat de nummervolgorde der rollen toegangskaar-
ten niet als basis voor de werkelijk gemaakte recettes met
genoemde film kan worden gebruikt, maar dat de heer Brug
lemans voor deze beweringen geen enkel controleerbaar
bewijs heeft bijgebracht, hetgeen zijn verklaring slechts vindt
in de omstandigheid, ten eerste dat een recette-administratie
in het theater van den heer Bruglemans niet aanwezig is
en ten tweede, dat de heer Bruglemans er een dusdanig
onoverzichtelijk en ingewikkeld systeem van toegangskaarten
(waarbij dezelfde soort toegangskaarten voor verschillende
corstellingen met verschillende prijzen ed. wordt verkocht)
op na houdt, dat het ten eenen male uitgesloten moet wor
den geacht, dat iemand anders dan de heer Bruglemans den
weg uit zulk een labyrinth zou weten te vinden; waarbij
nog in aanmerking moet worden genomen, dat de heer Brug
lemans den met de controle belasten accountant niet die
medewerking heeft verleend, waartoe hij als huurder van
een percentage-film ingevolge artikel 9 der Algemeene Voor
waarden van Verhuur en Huur van Films van den Neder
landschen Bioscoop-Bond gehouden was;
dat uit het vorenstaande volgt, dat de heer Bruglemans
de op hem ingevolge de artt. 8 en 9 der Bondsvoorwaarden
rustende verplichtingen tegenover het desbetreffend filmver
huurkantoor heeft verzaakt, welke verplichtingen o.a. inhou
den, dat de huurder van percentage-films de beschikking
heeft over een boekhouding en een administratie, alsook een
entreekaarten-systeem, welke zoodanig zijn ingericht, dat op
eenvoudige wijze door den filmverhuurder of diens gemach
tigde een doeltreffende controle op de gemaakte recettes
kan worden uitgeoefend;
dat de heer Bruglemans ter zake van een ingekomen klacht,
dat genoemde heer aan militairen tegen gereduceerden prijs
toegang tot zijn bioscoop zou verleenen, nadrukkelijk tegen
over het Hoofdbestuur heeft ontkend, dat hij zich aan een
zoodanige overtreding van het Prijsbescherming-Reglement
zou hebben schuldig gemaakt, maar dat niettemin daarna bij
herhaling is geconstateerd, dat genoemde heer wel aan mili
tairen tegen gereduceerden prijs toegang heeft verleend, zoo
dal hij in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 6