over het bezwaar, dat tegen den gemiddelden bru- to-entréeprijs kan worden aangevoerd als index van de tarieven, rijst de vraag of bovenstaande conclusie omtrent den invloed van een eventueele tariefsverlaging wel juist is. Dit kan aldus worden opgehelderd. De gemiddelde bruto-entréeprijs geeft de beweging der tarieven weer zoolang de inko mens niet veranderen. Bij een verhooging der inko- mens komt hij echter boven den tarief-index, bij een verlaging der inkomens beneden den tarief index te liggen. De voor Amsterdam, Den Haag en Rotterdam gevonden uitkomsten zijn zonder meer niet ver gelijkbaar, omdat het bioscoopbezoek in deze drie steden naar het aantal bezoeken op een zeer ver schillende hoogte staat, niet alleen door het ver schil in inwonertal, maar ook doordat het gemid deld bezoek per hoofd nogal uiteen loopt. Indien men dan ook de reactie-intensiteit t.a.v, het inko men en van de tarieven in de drie steden wenscht te vergelijken, doet men beter met de zgn. elasti- citeitscoëfficiënten te berekenen, Deze coëfficiën ten drukken uit met hoeveel procent de vraag ver andert bij een verandering met één pCt. van den entreeprijs of van het inkomen, Het zal dus duide lijk zijn, dat deze elasticiteitscoëfficiënten wel on derling vergelijkbaar zijn, omdat deze op procen- tueele veranderingen betrekking hebben. Wat de prijs-elasticiteit betreft, zijn de verschil len tusschen de drie steden gering. Voor Amster dam en Rotterdam ligt de elasticiteit blijkbaar een weinig boven 1, de vraag is hier dus, zooals dit heet, elastisch. D.w.z. een prijsdaling leidt tot méér dan evenredige vraagvermeerdering. Bij een elas tische vraag stijgt de bruto-opbrengst bij prijsver laging. Bij een onelastische vraag daarentegen (elasticiteitscoëfficiënt kleiner dan 1), zal bij prijs verlaging de vraag wel is waar toenemen, doch niet voldoende om een daling der bruto-ontvang- sten te voorkomen. De inkomenelasticiteiten voor Amsterdam en Rotterdam komen volkomen overeen. Het is merk waardig, dat daarentegen Den Haag een zooveel geringere elasticiteit vertoont. Overigens moet niet uit het oog worden ver loren dat de uitkomsten geen aanspraak kunnen maken op groote nauwkeurigheid. De correlatie is nl. niet voldoende hoog om deze mogelijk te maken. Men moet dan ook aan het cijfer achter het decimaalteeken geen groot gewicht hechten. INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER 10 Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen na deze publicatie schriftelijk bij het Hoofdbestuur moet geschieden, raadplege men art. 6 van het betreffend Regle ment. Datum Titels waaronder de films Naam van den waarop in schrijving ver zocht is in Nederland worden uit gebracht houder der ex ploitatie-rechten 2 Sepf. 1939 De koning der cowboys Habé 2 De strijder van het Westen 4 Menschenjagers Centrafilm 6 Emigranten 7 Zijn laatste jeugd Succes Toonfilm 7 Ondeugend maar aardig Warner 9 Wie is de vader? R.K.O. Radio 11 Het uur der vergelding slaat voer iedereen1) Univ. Film Ag. 12 Demonen der renbaan Warner In plaats van den titel: „Vergelding". Rectificatie: De titel „Vier moedige meisjes" is in het vorig nummer van het Officieel Orgaan abusievelijk opgenomen onder „Nova Film"; dit moet zijn: „Warner Bros".

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 12