11 Geschillen heeft verzocht gedaagde te veroordeelen tot be taling van het daarvoor door eischeres uitgegeven bedrag van alsmede in de kosten van het geschil; dat gedaagde hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd, dat artikel 5 van het tusschen partijen gesloten huurcontract be paalt, dat „alle risico ten aanzien van de gehuurde goederen en ten aanzien van de door huurster (eischeres) voort te zetten bioscoopbedrijven, uitsluitend voor rekening van huur ster is, welke bij deze uitdrukkelijk afstand doet van haar recht om bij brand of eenig ander toeval, bij boycot van hun bedrijf, en bij epidemieën of welke andere de exploitatie belemmerende of verhinderende toestand ook, met uitzonde ring evenwel ingeval deze een gevolg mocht zijn van mobi lisatie of oorlogstoestand, ontbinding dezer overeenkomst of vermindering van den bedongen prijs of schadevergoeding te vorderen", waaruit komt vast te staan, dat het opnemen dezer bepaling geen ander geval dan het onderhavige op het oog kon hebben; dat eischeres in de gehuurde bioscopen werk zaamheden heeft doen verrichten, waarvan het haar niet bekend was, of gedaagde daarmede wel genoegen nam; dat gedaagdes weigering tot medewerking daargelaten, dat zij daartoe door eischeres nimmer is gesommeerd uitslui tend de financieele medewerking in kwestie betreft en niet medewerking in dien zin, dat gedaagde kennis had behooren te krijgen van de plannen tot verandering, ten einde dezelve te kunnen beoordeelen; dat voorts artikel 2 sub c. van de huurovereenkomst bepaalt, „dat het huurster (eischeres) uit drukkelijk verboden is, om zonder schriftelijke toestemming van verhuurster (gedaagde) eenige verandering of verbete ring aan te brengen of de gehuurde roerende lichamelijke zaken door andere dan van dezelfde soort en kwaliteit te vervangen, verbeteringen of vernieuwingen, met uitzondering evenwel van die betreffende de projectie-, geluids- en tooneel- installatie, dadelijk zonder eenige vergoeding eigendom van verhuurster worden en onder het gehuurde zijn inbegrepen", waaruit volgt, dat eischeres contractueel niet alleen niet ver plicht was tot hetgeen zij .gedaan heeft, doch integendeel, zij daartoe niet gerechtigd was, aangezien zij gedaagde nimmer schriftelijke toestemming heeft gevraagd; dat de uitvoering van de verbeteringen en veranderingen veel te duur en van grooteren omvang dan noodzakelijk is geweest en eischeres zonder gedaagdes toestemming bestaande leidingen heeft doen afbreken, waardoor nieuwe verbindingen en aansluitingen moesten worden gemaakt voor de noodverlichting, op grond waarvan gedaagde een schade lijdt van dat aan de door Burgemeester en Wethouders van Helmond aan ge daagde, toen deze de theaters Centraal en Scala nog zelve exploiteerde, verstrekte vergunningen geen bepalingen of voorwaarden ten aanzien van de inrichting van deze theaters waren verbonden; dat gedaagde zich ervan bewust is, dat zij, verplicht de gesloten overeenkomst te goeder trouw uit te leggen, hare toestemming tot het aanbrengen der veran deringen en verbouwingen niet zou hebben mogen weigeren en zelfs hare eischen ten aanzien van de uitvoering binnen redelijke grenzen zou hebben moeten houden, doch dat eischeres niet het recht had daarop vooruit te Icopen en die veranderingen en verbouwingen zonder gedaagdes toestem ming te doen aanbrengen en vervolgens de kosten ten laste van gedaagde te brengen, waar deze, strekkende immers tot vermindering van de nadeelige gevolgen van een eventuali teit, waarvoor eischeres nadrukkelijk bij het aangaan der overeenkomst het risico op zich nam, in ieder geval voor eischeresses rekening blijven; dat op grond van artikel 1 van het Arbitrage-BondsregJe- ment van den Nederlandschen Bioscoop-Bond met uitsluiting van den burgerlijken rechter aan de Bondsarbitrage onder worpen zijn onder andere alle geschillen, waaromtrent door het daarbij betrokken lid met de andere partij is overeen gekomen, dat zij ter beslechting zullen worden onderworpen aan de Bondsarbitrage; dat eischeres lid is van den Nederlandschen Bioscoop- Bond; dat in het tusschen partijen gesloten huurcontract onder andere is bepaald (artikel 13): „Alle geschillen welke bij de uitvcerng dezer overeen komst mochten ontstaan, zullen ter beslissing "worden onderworpen aan den Nederlandschen Bioscoop-Bond"; dat derhalve de Commissie van Geschillen, volgens de Statuten en het Arbitrage-Bondsreglement van den Neder landschen Bioscoop-Bond benoemd en aangewezen als arbi trage-commissie, bevoegd is van dit geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-commissie, wier be slissingen vatbaar zijn voor hooger beroep bij den Raad van Beroep van den Bond; dat vaststaat, dat gedaagde de gebouwen Centraal en Scala Theater te Helmond als exploiteerbare bioscopen aan eischeres heeft verhuurd; dat in het algemeen genomen een bioscoopgebcuw slechts aan zijn bestemming kan beantwoorden voorzoover aan den exploitant ervan door Burgemeester en Wethouders der ge meente van vestiging vergunning wordt verleend als bedoeld in de artikelen 1 en 2 der Bioscoopwet; dat de verleening van deze vergunning steeds afhankelijk is onder andere van bepaalde voorwaarden, waaraan het bioscoopgebouw met het oog op de brandveiligheid en der gelijke moet voldoen en dat het dus niet voor twijfel vatbaar is, dat een gebouw, dat voor exploitatie als bioscooptheater wordt verhuurd, behoort te voldoen aan door Burgemeester en Wethouders der betreffende gemeente voor het verleenen der bioscoopvergunning gestelde eischen, zoodat een als zoo danig verhuurd gebouw, dat niet aan die eischen voldoet, ook niet aan zijn bestemming kan beantwoorden; dat uit het vorenstaande volgt, dat, tenzij anders is over eengekomen, op den verhuurder van een bioscoopgebouw geacht moet worden de plicht te rusten om ervoor zorg te dragen, dat het gebouw in het algemeen aan door Burge meester en Wethouders gestelde eischen van veiligheid en dergelijke voldoet en evenzeer blijft voldoen; dat deze stelregel mede gegrond is op het feit, dat de huurder slechts gedurende een beperkten tijd van het ge bouw gebruik maakt en dus slechts ten deele kan profiteeren van dergelijke vaak vrij kostbare voorzieningen, terwijl de verhuurder, wiens gebouw door het aanbrengen van derge lijke voorzieningen eerst aan zijn bestemming kan beantwoor den, daarvan permanent profijt trekt; dat op grond van dezen algemeenen stelregel gedaagde verplicht is ervoor zorg te dragen, dat de door haar aan eischeres verhuurde bioscopen Centraal en Scala te Helmond aan haar bestemming van bioscooptheater blijven voldoen, in verband waarmede op gedaagde ook de plicht rustte de op grond van de nieuwe, door Burgemeester en Wethouders van Helmond gestelde voorwaarden, vereischte veranderingen en verbeteringen te doen tot stand brengen, vooral ook om dat gebleken is, dat de theaters reeds voordat zij aan eischeres werden verhuurd, niet aan de gestelde voorwaarden voldeden, waarvan gedaagde eischeres niet in kennis heeft gesteld; dat gedaagde zich weliswaar beroept op artikel 5 en daarna op artikel 2 van de huurovereenkomst ter motiveering van haar bewering, dat deze veranderingen en verbeteringen in de beide bioscopen door eischeres moesten worden aange bracht en betaald, maar dat dit beroep niet opgaat, omdat de uitlegging, die gedaagde aan artikel 5 der overeenkomst tracht te geven, in flagranten strijd is met den algemeenen stelregel, waarvan hiervoren gewag is gemaakt, maar vooral en daardoor is ook het beroep op artikel 2 tevergeefsch omdat gedaagde aan eischeres twee bioscooptheaters heeft verhuurd en de gebouwen Centraal en Scala te Helmond op hetzelfde moment, dat de daarop rustende bioscoopver gunningen worden ingetrokken wegens het niet voldoen aan de door het gemeentebestuur gestelde veiligheidsvoorwaar den, geen bioscooptheaters meer zijn, met andere woorden, dat gedaagde, wil zij haar contractueele verplichtingen tegen over eischeres nakomen, dat is dus twee bioscooptheaters ter beschikking van eischeres stellen, ervoor heeft te zorgen, dat aan de veiligheidsvoorwaarden wordt voldaan; dat gedaagdes beroep op artikel 5 der overeenkomst bo vendien ook hierom ongegrond is, omdat gebleken is, dat

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1939 | | pagina 13