keuring en binnen 7 dagen na de dagteekening
van de beslissing der eerste sub-commissie
daartoe een aanvrage indient.
IX. De Herkeuringscommissie keurt, zooals
bepaald sub II, in een gemeente in Noord-Bra-
bant of Limburg.
Zooals tevens is bepaald sub III geschiedt de
herkeuring door een commissie van drie leden,
waarvan er ten minste twee in de diocesen Den
Bosch, Breda of Roermond woonachtig moeten
zijn.
Degene, die de herkeuring heeft aangevraagd,
of zijn vertegenwoordiger, is bevoegd om in de zit
ting van de Herkeuringscommissie te verschijnen,
ten einde zijn aanvrage mondeling toe te lichten.
In de Herkeuringscommissie kunnen geen zitting
nemen leden, die aan de eerste keuring hebben
deelgenomen.
X. Behoudens de kosten voor het gebruik van
showroom en verbonden aan verpakking en ver
zending der films, v/elke gedragen worden door den
filmverhuurder, die een film ófwel ter nakeuring
ófwel ter herkeuring heeft aangeboden, zullen het
film- en bioscoopbedrijf, c.q. den Nederlandschen
Bioscoop-Bond geen kosten in rekening worden
gebracht. Wanneer een aanvrage tot herkeuring
wordt gedaan als bedoeld in VIII sub b komen de
kosten voor het gebruik van showroom en verbon
den aan verpakking en verzending der films voor
rekening van het lichaam, dat door den aanvrager
in het Comité vertegenwoordigd wordt.
Ook bij herkeuring in een gemeente in Noord-
Brabant of Limburg komen de kosten voor het ge
bruik der showroom niet voor rekening van den
filmverhuurder, die de film ter herkeuring heeft
aangeboden. De K.F.A. zal dienomtrenfc met de
daarvoor in aanmerking komende bioscoopdirecties
een regeling treffen.
XI. Overgangsbepaling
Voor alle A- en B-films, die vóór het in werking
treden van het nieuws nakeuringsorgaan der
K.F.A./K.F.C, door de Centrale Commissie voor
de filmkeuring in de respectievelijke leeftijdsklas
sen zijn toegelaten, blijven, althans voor zoover
deze films door de Katholieke Filmcentrale niet
ontoelaatbaar verklaard zijn, de keuringsuitslagen
der Centrale Commissie ook gelden voor de bio
scopen, welke onder het toezicht van de K.F.C.
staan.
De nakeuringsnormen der K.F.C.
De algemeene norm voor de ethische beoordee
ling van films door de K.F.C, luidt als volgt:
Als ethisch ontoelaatbaar moeten beschouwd
worden: films, wier vertooning gevaar oplevert
voor het godsdienstig, zedelijk of maatschappelijk
leven van de katholieke toeschouwers en (of) den
godsdienst, de zedelijkheid of maatschappij kan
schaden.
Nadere uitwerking en toelichting van dezen
vorm:
Ontoelaatbaar-verklaring van films kan plaats
hebben op grond van:
a. de strekking van de film: strijd met de katho
lieke geloofs- en zedenleer, vergoelijking en (of)
lichtzinnige voorstelling van de zonde.
Blijkt uit het verloop van de film, dat het
voorgestelde kwaad wordt afgekeurd, b.v.
doordat de slechte gevolgen van het kwaad
worden aangetoond, dan zal de film niet op
grond van de strekking ontoelaatbaar ver
klaard worden.
Wanneer de strekking van een film niet noopt
tot ontoelaatbaarverklaring kan wegens eenigc
precaire scènes een film als CII, wegens meer
dere zoodanige scènes een film ontoelaatbaar
verklaard worden, wanneer zij de strekking
van de film ongunstig beinvloeden.
b. den inhoud van de film: wegens bepaalde aan-
stootelijke scènes, teksten of sfeer.
De sub a. en b. genoemde motieven kunnen zoo
wel gezamenlijk als ieder afzonderlijk aanleiding
zijn om een film ontoelaatbaar te verklaren.
Bovenstaande regels gelden, voor zoover betreft
de ontoelaatbaarverklaring van films, zoowel voor
de keuring van A- en B-films als C-films.
Wat betreft de her-classificatie van A- en B-
films moeten gelijk van zelf spreekt, de boven
staande normen eveneens, doch op strengere wijze,
worden toegepast, waarbij bovendien echter nog
rekening moet gehouden worden met de bijzon
dere ontvankelijkheid van de jeugd.
De keuring geschiedt met het oog op het groote
publiek in de openbare bioscopen; daarom moet
men zich rekenschap geven, van de mentaliteit
van dat publiek en zich afvragen, welken moree-
len indruk de gekeurde film zal maken op de
massa, hetzij ten goede of ten kwade.
NAAR INTREKKING DER LEEFTIJDSGRENS
VERORDENINGEN
Bij de totstandkoming van het nieuwe accoord
in zake de nakeuring voor het Zuiden is tevens
overeengekomen, dat zoowel de Vereeniging van
Noord-Brabantsche en Limburgsche gemeenten
voor Gemeenschappelijke Filmkeuring als de Ka
tholieke Filmactie onverwijld met alle haar ten
dienste staande middelen de intrekking zullen be
vorderen van de nog bestaande leeftijdsgrens- en
nakeuringsverordeningen, alsmede van eventueele
andere, het bioscoopbedrijf belemmerende bepalin
gen in de bij de Vereeniging aangesloten ge
meenten.