eischte van voorafgaande keuring zullen zijn vrij gesteld, nopen over dit bezwaar heen te stappen. Overigens wordt de toelating in de practijk zeer gemakkelijk verkregen." Na artikel 16 wordt een artikel 16a ingelascht, dat een regeling beoogt te geven voor de gevallen, waarin een eenmaal toegelaten film aan een nieu we keuring kan worden onderworpen. Dit artikel 16a luidt als volgt: ,,1. De Voorzitter van de Rijkscommissie Filmkeu ring kan, de daartoe aangewezen subcommissie van de Rijkscommissie gehoord, bepalen, dat een toegelaten film opnieuw zal worden onder worpen aan een keuring: a. wanneer na de toelating feiten bekend wor den of omstandigheden zich voordoen van dien aard, dat er gegronde aanleiding is om aan te nemen, dat, zoo zij ten tijde dei- toelating bekend waren geweest, onder scheidenlijk zich hadden voorgedaan, tot niet toelating van de film of tot toelating slechts onder bepaalde voorwaarden zou .zijn besloten; b. wanneer gegronde aanleiding bestaat voor het vermoeden, dat bij de toelating onregelmatig heden hebben plaats gehad, welke op de toe lating van invloed kunnen zijn geweest. 2. In dringende gevallen kan de Voorzitter, in dien het voornemen bestaat gebruik te maken van de in het vorig lid bedoelde bevoegdheid de toelating van de film terstond schorsen. 3. Alle bij of krachtens deze Wet omtrent de toe lating van een film gegeven voorschriften vin den ter gelegenheid van een keuring, als be doeld in het eerste lid, overeenkomstige toe passing. Indien de film niet binnen den door den Voorzitter van de Rijkscommissie Film keuring bepaalden tijd ter keuring is aange boden, wordt de toelating geacht vervallen te zijn verklaard." Volgens de toelichting is in de practijk geble ken, dat de in artikel 36 van het Bioscoopbesluit vervatte regeling de overheid niet voldoenden armslag biedt. Bepaaldelijk bestaat behoefte aan de mogelijkheid om een film opnieuw te doen keu ren, indien na haar toelating feiten bekend wor den of omstandigheden zich voordoen van dien aard, dat er gegronde aanleiding is om aan te nemen, dat, zoo zij ten tijde der toelating bekend waren geweest of zich hadden voorgedaan, tot niet toelating van de film zou zijn besloten. De ingrijpende bevoegdheid om te beslissen, dat de nieuwe keuring zal moeten plaats vinden, wordt gelegd in handen van den Voorzitter van de Rijks commissie Filmkeuring, en de criteria worden in de Wet zelve verankerd. Tevens is vastgelegd, dat deze functionaris van deze bevoegdheid geen gebruik zal maken dan na de daartoe aangewezen subcommissie van de Rijkscommissie Filmkeuring te hebben gehoord. In zoogenaamde dringende ge vallen kan volgens het tweede lid van het nieuwe artikel 16a de toelating van de film terstond wor den geschorst. Artikel 17 beteekent een preciseering van de oude redactie, waardoor het mogelijk wordt ge maakt voorschriften te geven met betrekking tot de wijze, waarop aan bioscopen wordt aange geven, voor welke personen een openbare bio scoopvoorstelling toegankelijk is. Het tweede lid (nieuw) verbiedt een film aan te kondigen onder een anderen titel, dan waaronder zij door de Rijks commissie Filmkeuring is toegelaten. Voorts treft vooral de toevoeging aan artikel 19, nl. artikel 19a, welke den met de uitvoering van deze Wet belasten Minister de bevoegdheid geeft om op dagen van nationalen rouw, of andere bij algemeenen maatregel van bestuur aan te wijzen dagen van bijzonderen aard de vertooning van alle, dan wel van niet door dien Minister bepaaldelijk toegelaten films te verbieden. Dit verbod treft niet voorstellingen, als bedoeld in het nieuwe artikel 16, tweede lid (huiselijke kring, bedrijfsvoorstellingen, voorstellingen van over heidswege, etc). Doordat de artikelen 23, 24 en 25 komen te vervallen, treedt een verandering in de nummering der artikelen op. Het oude artikel no. 26 wordt thans artikel 23, dat het toezicht op de naleving der Wet regelt. Ten aanzien van artikel 26 (nieuw), (artikel 28 oud), zij opgemerkt, dat rekening is gehouden met de moeilijkheden, welke zich hebben voorgedaan bij het toezicht op het bezoek van kinderen en jeugdige personen aan bioscoopvoorstellingen, die slechts voor oudere personen zijn toegelaten. Zoo- als men weet is de bioscoopexploitant onder de

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 11