DE GELUIDSFILM ONDEELBAAR KUNSTWERK Principieele beslissing van het Amsterdamsche Hof in de procedure Barna Bioscoop' Bond Het Amsterdamsche Gerechtshof heeft, zooals aan de leden reeds per circulaire is medegedeeld, het vonnis van de Utrechtsche Rechtbank in zake het proces Buma/jogchems, zij het op andere gron den, bevestigd, waarbij aan het Bureau voor Mu- ziekauteursrecht (Buma) diens vordering wordt ontzegd tot verbod van vertooning van geluids films, waarin muziek voorkomt van direct of in direct bij het Buma aangesloten componisten, zon der toestemming van Buma op verbeurte een er dwangsom van 10.000.per dag. Blijkens de overwegingen van deze voor den Bond alleszins gunstige beslissing heeft het Hof het standpunt ingenomen, dat in de procedure, welke Buma en de Bioscoop-Bond reeds jaren ach tereen verdeeld houdt, steeds met kracht heeft ver dedigd, namelijk, dat de geluidsfilm als kunstwerk een ondeelbare eenheid vormt en de muziek in de geluidsfilm onafscheidelijk met het beeld en de beweging der film verbonden is. In afwachting van de expeditie van het arrest, welke men ons niet tijdig voor het verschijnen van dit nummer kon verstrekken, en waardoor wij dus evenmin in de gelegenheid zijn thans reeds een beschouwing aan deze voor het bedrijf zoo gun stige beslissing te wijden, publiceeren wij onder staand een beknopt overzicht van de gronden, waarop het arrest in hoofdzaak steunt. Het Hof geeft eerst een opsomming van den in houd der vonnissen in prima en van de door par tijen daartegen aangevoerde grieven. Naar aan leiding van deze grieven merkt het Hof op, dat het betreffende geschil daardoor thans in vollen om vang aan de beslissing van het Hof is voorgelegd. De eigenlijke vraag, waar het in deze procedure om gaat, is: bezat de componist Addinsell ten tijde van de overdracht van zijn auteursrecht aan Buma het uitvoerings-auteursrecht op de muziek in de geluidsfilm ,,Fire over England"? Deze vraag moet beantwoord worden, mede in verband met de overeenkomst van 11 Augustus 1936 tusschen Ad dinsell en den filmproducent Pendennis.. Na te hebben overwogen, dat het hier betreft een zoogenaamde speelfilm, t,w. een gangbaar soort geluidsfilm, waarvan Pendennis de maker is, spreekt het Hof als zijn oordeel uit, dat een ge luidsfilm niet is een werk als bijvoorbeeld een opera, waarin tekst en muziek scherp kunnen wor den onderscheiden. De muziek in een geluidsfilm is niet een op zich zelf staand accompagnement, doch is onverbreke lijk verbonden met het spel in de film. De geluids film is een kunstwerk, dat in zijn geheel een on deelbare eenheid vormt. Hieraan doet niet af, dat onderdeden ervan af zonderlijk kunnen worden openbaar gemaakt, daar dit ook bij andere één geheel vormende kunstwer ken mogelijk is. Voor de bepaling van het karakter van de ge luidsfilm is ook de wijze van totstandkoming daar van van veel belang. Bij de vervaardiging van een geluidsfilm ge schiedt alles binnen het kader van het door den producent vastgestelde schema en alle werkzaam heden zijn ondergeschikt aan het te bereiken eind resultaat, namelijk de geluidsfilm. Toen onze auteurswet gemaakt werd, bestond er nog geen geluidsfilm zooals tegenwoordig, en het Hof is van oordeel op grond van het voorover- wogene, dat deze niet valt onder het begrip ver zamelwerk, als bedoeld in artikel 5 der Auteurs wet. Hetgeen bij de totstandkoming van een geluids film geschiedt, valt onder artikel 6 der Auteurs wet en ingevolge dit artikel komt het auteursrecht op de geluidsfilm alleen toe aan den filmproducent, terwijl dit een afzonderlijk auteursrecht van den componist op de muziek, opgenomen in de film, uitsluit. Daargelaten kan worden, of de componist auteursrecht heeft op de filmmuziek, als deze af zonderlijk wordt openbaar gemaakt. Het Hof kan niet medegaan met de door de Rechtbank gegeven uitlegging van artikel 3 van het contract tusschen Addinsell en Pendennis. Al is den componist eenige vrijheid gelaten bij de ver vaardiging van dé muziek, hij is toch geheel onder worpen aan de leiding van den producent en het door laatstgenoemde vastgestelde ontwerp van de film. 12

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 14