WETSONTWERP TOT WIJZIGING EN AANVULLING VAN DE BIOSCOOPWET De belangstelling, welke in den kring van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf bestaat voor de thans bij de Kamer aanhangig gemaakte wijziging van de Bioscoopwet, wettigt ruimschoots een overzicht in dit Orgaan van de voornaamste wijzigingen en aanvullingen uit het ontwerp, als mede van de voornaamste passages uit de toelich ting. De wijziging van artikel 1 is als volgt: a. In het eerste lid worden de woorden ,,het geven in het openbaar van bioscoopvoorstellingen te ondernemen" vervangen door: ,,in het open baar bioscoopvoorstellingen te geven." Het voorstel tot deze wijziging heeft de bedoe ling om uit te spreken, dat voor alle openbare bio scoopvoorstellingen een vergunning vereischt is. Onder de bestaande Wet is het eerste lid niet van toepassing, waar van een bioscooponderneming geen sprake is. In dergelijke gevallen wordt voor zien door artikel 221 van de Gemeentewet. Aan de twee bekende uitzonderingen op artikel 1, (openbare voorstellingen, waarvoor geen ver gunning vereischt is) voegt het ontwerp een derde toe, luidende: ,,in andere, bij algemeenen maatregel van bestuur te bepalen gevallen". Blijkens de toelichting opent dit nieuwe, derde punt van het tweede lid de mogelijkheid, om bij algemeenen maatregel van bestuur van het ver- eischte van vergunning vrij te stellen cultureele organisaties, voorzoover de te geven voorstellin gen als openbare" kunnen worden aangemerkt. Ook overigens kan van deze bepaling worden ge bruik gemaakt, indien in de practijk mocht blijken, dat door de verruiming van de werkingssfeer van de Wet moeilijkheden ontstaan. Zij opgemerkt, dat in het tweede punt van het tweede lid niet meer gesproken wordt van „goedgekeurd", maar van „toegelaten", hetgeen een technische verbetering is, aangezien immers de „Rijkscommissie Filmkeu ring" niet films goedkeurt maar toelaat. „Rijks commissie Filmkeuring" is de nieuwe naam van de „Centrale Commissie voor de Keuring van Films". De thans in zwang zijnde benaming ,,de Filmkeu ring" is volgens de toelichting weinig fraai. In hoeverre de nieuwe benaming fraai te noemen is. laten we maar liever ter beoordeeling over aan de taalkundigen. Wij veroorloven ons het slecht Nederlandsch te vinden. Ten aanzien van de vergunningen in het alge meen (artikel 1, eerste lid) zegt de toelichting nog, dat, door bij de vergunning onderscheid te maken tusschen vergunningen voor een onbepaald aantal voorstellingen (verguningen A) of voor enkele be paaldelijk omschreven voorstellingen (vergunning B), de noodige soepelheid kan worden betracht, in geval het incidenteele voorstellingen betreft. Het is de bedoeling de vergunning B bepaaldelijk te doen gelden voor de zoogenaamde reizende bioscopen. Dit komt tot uiting in artikel 2, dat als volgt wordt gelezen: „1. De vergunning, bedoeld in artikel 1, eerste lid, wordt aangevraagd: hetzij voor een onbepaald aantal voorstellin gen: vergunning A; hetzij voor eene bepaaldelijk omschreven voorstelling of voor enkele bepaaldelijk om schreven voorstellingen: vergunning B; 2. Zij wordt schriftelijk aangevraagd voor eene daarbij omschreven plaats. Bij de aanvraag kiest de belanghebbende voor de geheele be handeling daarvan eene bepaalde woonplaats binnen de gemeente. Het oude lid 2 wordt lid 3 en voor het oude lid 3 komen thans de leden 4 en 5, namelijk: 4. Indien de aanvraag eene vergunning A be treft, wordt daarop binnen twee maanden na den dag, waarop de aanvraag bij Burgemees ter en Wethouders is ingekomen, schriftelijk beschikt, de commissie van toezicht, bedoeld in artikel 18, gehoord. 5. Indien de aanvraag eene vergunning B be treft, wordt daarop binnen 5 dagen na den in het vorig lid bedoelden dag schriftelijk be schikt." Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt: a. het bestaande eenig lid wordt derde lid. b. ingevoegd worden een nieuw eerste en tweede lid, luidende:

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1940 | | pagina 7