12 Juni 194Ö op het Bureau van den Nederland-
schen Bioscoop-Bond te Amsterdam,
gezien: het „Eerste Bedrijfsbesluit betreffende
door leden van de Nederlandsche Vereeniging
van Bioscoopreclame-Exploitanten verschuldigde
pachtsommen" van het Dagelijksch Bestuur van
den Nederlandschen Bioscoop-Bond te Amster
dam d.d. 3 Juni 1940;
overwegende, dat in dat Bedrijfsbesluit voor
schriften zijn gegeven voor en in het belang van
de leden der Nederlandsche Vereeniging van Bio
scoopreclame-Exploitanten, welke opleveren voor
waarden, die gelden tusschen de leden dezer ver
eeniging en leden van den Nederlandschen Bio
scoop-Bond bij z.g. verpachting van bioscoop
reclame en wat daartoe kan behooren, voor de
vaststelling van hoedanige voorwaarden ingevolge
art. 24 der statuten der Nederlandsche Vereeni
ging van Bioscoopreclame-Exploitanten noodig is
een besluit harer algemeene ledenvergadering;
dat het algemeen belang van alle leden dezer
vereeniging eischt, dat dusdanig besluit op den
kortst mogelijken termijn wordt genomen;
besluit om aan voorzegd „Eerste Besluit be
treffende door leden van de Nederlandsche Ver
eeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten ver
schuldigde pachtsommen" van het Dagelijksch Be
stuur van den Nederlandschen Bioscoop-Bond te
Amsterdam d.d. 3 Juni 1940 haar volledige goed
keuring te verleenen en voor zooverre dat besluit
voorwaarden behelst, die gelden tusschen de leden
der vereeniging en leden van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond bij z.g. verpachting van bioscoop
reclame en wat daartoe kan behooren, die voor
waarden als zoodanig bij deze voor alle leden van
de vereeniging vast te stellen; alles met bepaling,
dat die voorwaarden ongewijzigd zullen blijven
gelden voor op Juni 1940 volgende maanden,
waarvoor opnieuw eenzelfde besluit door het Da
gelijksch Bestuur van den Nederlandschen Bio
scoop-Bond zal worden genomen.
TOEPASSING ARTIKEL 15 DER STATUTEN
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van
7 Mei 1940 besloten op de Stichting Algemeen
Reclame Bureau en Film Import „Arfi" te Am
sterdam ingevolge artikel 15b der Statuten de
straf van boete ten bedrage van 25.toe te
passen, zulks op grond van de overweging:
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van
Dinsdag, 9 April 1940 besloten de straf van waar
schuwing, als bedoeld in artikel 15 der Statuten,
op te leggen aan den heer Jos. Herberichs, exploi
tant van het Hollandia Theater te Kerkrade, zulks
op grond van de overweging:
13
dat de Arfi blijkens een advertentie in een plaatselijk blad
heeft aangekondigd, op 30 Maart 1940 des avonds in Hotel
Faber te Hoogezand een filmvoorstelling te zullen geven tegen
een uniformen entreeprijs van 0.25, welke voorstelling ook
zou hebben plaats gehad, ware het niet, dat de voorstelling
wegens het feit, dat de zaal niet voldeed aan de eischen van
brandveiligheid, moest worden afgelast;
dat de Arfi op Zondagavond, 7 April j.1. in het gebouw
„Ons Huis" te Enschedé een filmvoorstelling heeft gegeven
tegen een uniformen entreeprijs van 0.50;
dat in beide gevallen door de Arfi in strijd is gehandeld
met artikel 2 van het Prijsbescherming-Reglement, waarin
is bepaald, dat er ook bij elke voorstelling van een reizende
bioscoop, gelijk de Arfi exploiteert, behalve de minimum-
rang ten minste twee hoogere rangen moeten zijn (behoudens
eenige uitzonderingen, welke in het onderhavige geval niet
van toepassing zijn);
dat de Arfi tot haar verontschuldiging heeft aangevoerd,
dat het gebeurde te wijten is aan de plaatselijke organisa
toren, die haar nadrukkelijke instructies niet hebben opge
volgd, maar dat zij maatregelen heeft genomen om herhaling
te voorkomen;
dat het voorgaande niets kan veranderen aan de aanspra
kelijkheid der Arfi voor de geconstateerde overtredingen van
het Minimum-Prijzen-Reglement;
dat reeds eerder ter zake van eenzelfde overtreding de
straf van waarschuwing op de Arfi is toegepast en dat de
Arfi reeds vroeger aan het Hoofdbestuur de verzekering heeft
gegeven, dat zij maatregelen had genomen om dergelijke over
tredingen te voorkomen;
dat, nu desondanks door de Arfi opnieuw in strijd is gehan
deld met het Minimum-Prijzen-Reglement, tot toepassing van
artikel 15b der Statuten moet worden overgegaan en dus de
straf van boete op de Arfi moet worden toegepast, waarbij
het Hoofdbestuur het bedrag der boete heeft bepaald op
25.daarbij vertrouwende, dat de Arfi thans dusdanige
maatregelen zal nemen, dat bij de voorstellingen van haar
reisbioscoop overtredingen der reglementaire prijsvoorschrif-
ten bij voorbaat onmogelijk worden gemaakt.
dat de heer Herberichs de door hem vanaf 8 Maart 1940
vertoonde film, die door de Centrale Commissie voor de
Filmkeuring onder den titel ,,De Havik der Wildernis" is
toegelaten, heeft aangekondigd onder den titel „Tarzan, de
Havik der Wildernis", hoewel de inhoud van deze film 'met
de bekende Tarzan-verhalen niets uitstaande heeft;
dat het bovendien den heer Herberichs bekend moet zijn
geweest, dat een van zijn collega's ter plaatse kort daarna
de film „Tarzan's verbanning" zou gaan vertoonen en dat
de heer Herberichs dan ook niet alleen onrechtmatig gebruik
van een Tarzan-titel heeft gemaakt, maar daaraan bovendien
de opzet ten grondslag lag om afbreuk te doen aan de resul
taten van een film, die door één zijner collega's ter plaatse
moest worden vertoond;
dat de heer Herberichs tot zijn verweer heeft aangevoerd,
dat ook andere theaters in de omgeving de film „De Havik
der Wildernis" met de toevoeging „Tarzan" hebben geannon
ceerd, maar dat dit verweer niet aanvaard kan worden, aan
gezien deze theaters evenzeer een onrechtmatige daad door
het gebruik van bedoelden titel hebben begaan en de heer
Herberichs daaraan niet het recht kan ontleenen hetzelfde
te doen;
dat, in aanmerking nemende, dat het niet de eerste maal
is, dat het Hoofdbestuur klachten hebben bereikt over de
wijze van reclame maken van den heer Herberichs, tot toe
passing van artikel 15 der Statuten te zijnen opzichte moet
worden overgegaan, daar genoemde heer door het onrecht
matig gebruik van een filmtitel in strijd heeft gehandeld met
de algemeene belangen en de waardigheid van het Neder
landsche film- en bioscoopbedrijf;
dat in het onderhavig geval het Hoofdbestuur heeft willen
volstaan met de straf van waarschuwing, hierop neerkomen
de, dat, indien de heer Herberichs andermaal op een der
gelijke onjuiste manier reclame zou maken, het Hoofdbestuur
zich genoodzaakt zou zien toepassing van een der zwaardere
in artikel 15 der Statuten bedoelde straffen ernstig in over
weging te nemen.