film- en bioscoopbedrijf in ons land en zijn orga
nisatie op correcte wijze tegemoet zijn getreden.
Het Bondsbureau heeft in deze veelbewogen
dagen zonder haperen gefunctionneerd en is meer
dan ooit een centrale geweest voor de leden, juist
op de momenten, dat zij aan deze centrale zoo zeer
behoefte hadden. Een overzicht, elders in dit num
mer gepubliceerd, moge bewijzen, dat Hoofdbe
stuur en Bondsbureau zich van hun plicht ten
opzichte der leden ernstig bewust zijn geweest.
Niet minder dan 28 circulaires gingen in drie
weken tijds het land in, aanwijzingen bevattend,
alsmede regelingen, adviezen en mededeelingen
ten behoeve der leden. Ongetwijfeld zal dit alles
de leden ten voorbeeld hebben gestrekt. Zooals
hun leiding heeft gehandeld, zoo handele ieder
individueel. Ieder blijve op zijn post, onthoude
zich van alle uitingen aangaande de politieke
aspecten van het huidig gebeuren, en denke uit
sluitend aan de belangen van zijn bedrijf. Het is
ieders plicht zich thans een groote mate van zelf-
bedwang op te leggen.
Er valt voor het oogenblik zoo ontzaglijk veel
te doen. Men heeft te zorgen voor een goede ver
standhouding met de plaatselijke autoriteiten, men
heeft nauwkeurig toe te zien op de samenstelling
van zijn programma's en op zijn reclame; men
heeft ervoor te waken, dat de goede verhoudingen
in het bedrijf vooral nu gehandhaafd worden. Men
heeft vooral ook op te letten, dat het publiek zich
in de bioscopen ordelijk en correct gedraagt.
Ten slotte zij men zich ervan bewust, dat men
met zijn bedrijf den plicht heeft den menschen,
zoodra zij zich van de ergste schokken hebben her
steld, goede en aangename verstrooiing te bieden,
verstrooiing, waaraan zij in de komende dagen
ondanks zoovele sombere omstandigheden meer
dan ooit behoefte zullen hebben.
Helaas zijn er onder de leden van den Bond, die
niet in de gelukkige omstandigheid verkeeren voor
gezin en bedrijf te kunnen werken. Wij denken
aan de zware slagen, die ook het bioscoopbedrijf
getroffen hebben en inzonderheid aan het tragi
sche lot, dat zoovele zaken in Rotterdam hebben
ondergaan. Gelukkig vallen geen persoonlijke
slachtoffers te betreuren. Niettemin beteekent het
gebeurde voor de betrokkenen een ramp. Zijn
zaken, waarvoor men jaren gewerkt heeft, met
één slag te zien verdwijnen, geen bestaan meer te
hebben en zelfs geen dak voor zijn huisgezin, geen
werk voor zijn personeel;het is alles zoo
treurig en indien het U zelf niet is overkomen,
zoo onbegrijpelijk tevens. Onze diepe deernis gaat
naar alle betrokkenen uit.
Wij weten intusschen, dat allen in het film- en
bioscoopbedrijf, die voorheen immers geen gele
genheid voorbij lieten gaan om, indien dat noodig
was, daden van burgerzin te stellen, thans klaar
zullen staan om hun collega's te helpen en te steu
nen uit besef van saamhoorigheid, uit collegialiteit,
en uit dankbaarheid om wat behouden bleef.
Ten slotte een goede raad. Het Hoofdbestuur
staat de leden via het Bondsbureau zonder ophou
den met raad en daad ter zijde. Het Bondsbureau
fungeert tevens in de betrekkingen tusschen de
autoriteiten en het film- en bioscoopbedrijf als de
belangencentrale van de onderscheidene onder
nemingen, als hun vertegenwoordiger. Het is daar
om in het grootste belang van allen, dat zij, voor
zoover zij de plaatselijke autoriteiten niet van
noode hebben, deze niet lastig vallen en zich in
alles wat het bedrijf betreft wenden tot het Hoofd
bestuur. Het Hoofdbestuur zal dan, zoodra zulks
eenigszins mogelijk is, kunnen helpen. Het groote
vertrouwen, dat de leden in hun leiding hebben
gesteld, en dat dezer dagen zoo treffend tot uiting
is gekomen in de volmachten, welke de algemeene
vergadering aan het Hoofdbestuur heeft verleend,
zal de leden niet beschamen. Zij kunnen, het zij
nogmaals gezegd, op hun organisatie rekenen.
In de Maandag, 27 Mei gehouden Hoofdbe
stuursvergadering, is tot gedelegeerde van het
Dagelijksch Bestuur benoemd de heer Dr. B. Kün-
zig te Amsterdam, Directeur van de N.V. Ufa
Maatschappij voor film en bioscoopbedrijf aldaar.
SAMENSTELLING RAAD VAN BEROEP
In zijn vergadering van 27 Mei 1940 heeft het
Hoofdbestuur tot Voorzitter van den Raad van
Beroep benoemd de heer D. B. Ochse en tot Plaats-
vervangend-Voorzitter de heer M. P. M. Vermin
te Maastricht. Tot leden-exploitanten zijn benoemd
de heeren C. H, de Lange te Alkmaar, W. P.
Peters te Venlo, A. van Santen te Amsterdam en
S. Zondervan te Leeuwarden. Tot leden-filmver-
huurders zijn benoemd de heeren J. S. Croeze,
L. Groen, R. Minden en F. L. D. Strengholt, allen
te Amsterdam. De heer Strengholt treedt in de
plaats van den heer J. L. Paerl.
DAGELIJKSCH BESTUUR