den om de muziek m de film op te nemen. Als
deze toestemming is gegeven, is daardoor het
auteursrecht van den componist beperkt, daar hij
zich niet meer kan verzetten tegen de normaie
exploitatie van het verzamelwerk, t.w. de film met
de muziek.
Het lag voor de hand, dat met deze opvatting
de verhouding tusschen den producent en den
componist, welke in dit proces speciaal de Utrecht-
sche Rechtbank zooveel hoofdbrekens heeft gekost,
cok dcor het Hof nader onder de loupe zou worden
genomen.
Het Hof gaat in het bijzonder na artikel 3 van
het contract, gesloten tusschen producent en com
ponist. Met deze bepaling hebben partijen naar
Engelsch recht kennelijk een overdracht van
auteursrecht bedoeld, doch Nederlandsch recht is
hier beslissend.
En passant acht het Hof klemmende argumenten
aanwezig tegen het standpunt van den Hoogen
Raad, dat overdracht van toekomstig auteursrecht
nimmer is toegelaten, doch het Hof is nu eenmaal
genoodzaakt zich bij het standpunt van ons hoog
ste rechtscollege aan te sluiten.
Volgens het Hof heeft derhalve geen overdracht
van auteursrechten plaats gevonden, doch heeft de
componist in zekere mate afstand van zijn rechten
gedaan, hetgeen ook uit den verderen inhoud van
het tusschen partijen gesloten contract blijkt. De
producent handelde niet onrechtmatig tegenover
den componist door de film te exploiteeren en het
zelfde geldt tegenover den bioscoopexploitant in
kwestie, als rechtsopvolger van den producent.
Met betrekking tot het recht van Buma wordt
overwogen, dat de componist na zijn contract met
den producent aan deze organisatie slechts een
beperkt auteursrecht heeft kunnen overdragen.
Zelfs indien deze zou aannemen, dat de com
ponist na sluiting van zijn contract neg een onbe
perkt auteursrecht kon overdragen, dan nog zou
Buma dit niet kunnen baten. Buma toch treedt vol
gens zijn eigen standpunt uitsluitend op ter be
hartiging van de belangen van den componist als
diens trustee. Het is derhalve logisch, dat Buma
in geen geval meer rechten geldend kan maken
dan de componist zelf had tegenover den filmpro
ducent en diens rechtsopvolger, den exploitant.
Ook voor wat de kleine rechten betreft, welke
de componist zich in het onderhavig contract uit
drukkelijk had voorbehouden, is het Hof van oor
deel, dat Buma in de onderhavige procedure een
veel verder strekkend recht geldend maakt, dan in
deze kleine rechten ligt opgesloten.
Overigens wordt in het geding in zake de z.g.
kleine rechten niet anders gezien dan een zich
aansluiten van de contracteerende partijen aan
een in Engeland op dit stuk bestaande practijk.
De hier bedoelde uitkeeringen worden in ons land
met geheven.
Het Hof heeft hiermede alle grieven van Buma
weerlegd en de vonnissen waarvan beroep be-
krachtigd, met veroordeeling van Buma in de pro
ceskosten, zocdat aan Buma voor de zocveeiste
maal zijn vordering om de vertooning van geluids
films, waarin muziek voorkomt van bij dit bureau
aangesloten cemponisten, te verbieden, is ontzegd.
Het moge al een teleurstelling zijn voor ons, dat
het Hof door het arrest van den Hoogen Raad in
de onmogelijkheid is komen te verkeeren om zijn
zco principieele beslissing van 25 Januari 1940
gestand te doen. Deze beslissing toch, welke tot
in den kern van de kwestie doordrong, schonk aan
de geluidsfilm de zoo lang verbeide rechtspositie
door haar als kunstwerk als een ondeelbare een
heid te beschouwen en de muziek als onafschei
delijk met het beeld en de beweging der film ver
bonden. Dat neemt niet weg, dat, nu de zaak door
het standpunt van den Hoogen Raad wederom is
afgedaald tot een incidenteele aangelegenheid van
burgerlijk recht het Hof grijpt in hoofdzaak
terug naar de bekende uitspraak der Utrechtsche
Rechtbank van 22 Juni 1939 - - het bedrijf ten
slotte opnieuw recht heeft verkregen, zij het dan
langs den omweg van artikel 5 van de Auteurswet,
welke aan de film als zoodanig zeer zeker onrecht
aandoet. Het Hof heeft echter en dat begrijpen
wij zeer wel dezen cmweg moeten bewandelen
om tot eenzelfde resultaat, te komen.
Artikel 6 der Auteurswet luidt:
„Indien een werk is tot stand gekomen naar het ontwerp
van een ander en onder diens leiding en toezicht, wordt deze
als de maker van dat werk aangemerkt."
'-) Artikel der Auteurswet luidt:
..Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker
van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van
diens rechtverkrijgenden, cm dit openbaar te maken en te
verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet
gesteld."
:i) In artikel 7 der Auteurswet wordt bepaald:
Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat
in het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde,
wetenschap of kunst, dan wordt, tenzij tusschen partijen
anders is overeengekomen, als de maker van die werken
aangemerkt degene, in uiens dienst de werken zijn vei-
vaardigd.
Artikel 5 der Auteursw-et luidt:
Van een werk van letterkunde, w-etenschap of kunst, nel-
welk bestaat uit afzonderlijke werken van twee or meer
personen, wordt, onverminderd het auteursrecht op ieder
werk afzonderlijk, als de maker aangemerkt degene, onder
wiens leiding en toezicht het gansche werk is tot stand ge
komen, of bij gebreke van dien, degene, die de verschillende
werken verzameld heeft.
Als inbreuk op het auteursrecht op het gansche werk wordt
beschouwd het verveelvoudigen en openbaar maken van
eenig daarin opgenomen afzonderlijk werk, waarop auteurs
recht bestaat, door een ander dan den maker daarvan of
diens rechtverkrijgenden.
Is zulk een afzonderlijk werk niet te voren openbaar ge
naakt, dan wordt, tenzij tusschen partijen anders is over
eengekomen, als inbreuk op het auteursrecht op het gansche
werk beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van
dat afzonderlijk v;erk door den maker daarvan of diens recht
verkrijgenden, indien daarbij niet het werk vermeld wordt.
waarvan het deel uitmaakt".