digers van den raad heeft gevoerd, noch de vele
bezwaren, die van de zijde van de burgerij naar
voren werden gebracht en waarin het volkomen
dwaze van de Utrechtsche beperking belicht werd,
hebben in deze situatie verandering kunnen
brengen.
De eigenlijke beteekenis van de zaak is op den
achtergrond geraakt, toen de leeftijdsgrens een
onderdeel van de gemeentelijke politiek begon te
vormen en over de kinderen werd in den raad niet
meer gesproken, maar toen er weer een voor
stel gedaan werd om de leeftijdsgrens op te hef
fen wèl over een „politiek succes", dat men den
voorsteller niet mocht gunnen. De bepaling, waar
van de oorspronkelijke bedoeling reeds lang ver
geten was, bleef zooals ze was en de Utrechtsche
kinderen, „te wier aanzien niet voldoende aan
nemelijk was, dat ze den leeftijd van 14 jaar nog
niet hadden bereikt" bleven voor de deuren van
de bioscopen staan en... gingen naar bioscoop
voorstellingen, die in zalen aan den rand van de
stad, op het rechtsgebied van andere, blijkbaar
minder bezorgde, gemeenten werden gegeven. De
gemeente Utrecht handhaafde haar principes en
derfde ondertusschen ook nog wat ze anders aan
vermakelijkheidsbelasting geïnd zou hebben.
Nu zou deze factor de uiteraard trouwens
niet zoo groote financieele voordeden natuur
lijk niet den doorslag mogen geven bij de over
weging of er al dan niet aanleiding bestaat om
jonge kinderen tot de bioscoop toe te laten. In
vakkringen wees men er echter op, dat Utrecht
ook indirect nadeelen er van ondervond als kin
deren misschien met hun ouders buiten de
stad naar een film gingen, omdat uitgaan nu een
maal tot neven-uitgaven pleegt te leiden, die ver
schillende takken van bedrijf ten goede komen.
Zwaarder dan dergelijke commercieele overwe
gingen telt echter de denigreerende houding, die
Utrecht op deze manier aannam tegenover de film
als cultureele factor in de samenleving.
Toen de Nederlandsche Bioscoop-Bond tot het
semi-officieele lichaam werd, dat alleen met de
zorgen voor het filmwezen in Nederland belast
werd, was het duidelijk, dat er voor de Utrecht
sche leeftijdsgrens weldra geen plaats meer zou
zijn. Met het thans gevallen besluit hebben de
genen, die voor het behoud van de bepalingen ge
streden hebben, volkomen ongelijk gekregen.
HET RESULTAAT VAN DE KERSTCOL
LECTE 1940 VOOR BIO EN WINTERHULP
De groote Kerst-collecte, welke jaarlijks in onze
bioscopen gehouden wordt ten bate van het Bio-
Vacantieoord, heeft een som opgebracht van bijna
ƒ40.000.—, om precies te zijn ƒ39.169.31. Dit
prachtige resultaat is mogelijk geworden door de
enthousiaste medewerking van alle bioscoopdirec
ties en haar personeel, die gedurende 14 dagen met
de koperen Bio-bussen in de hand een beroep heb
ben gedaan op hun bezoekers en zoo als het ware
alle krachten hebben ingespannen ter berei
king van een liefdadig doel. Niet in het minst
is dit resultaat vanzelfsprekend te danken aan de
talrijke bezoekers zelf, die door hun milddadigheid
getoond hebben een open oog te hebben voor de
behoeften van den noodlijdenden medemensch. Om
deze opbrengst op de juiste wijze te kunnen waar
deeren, heeft men tal van factoren in acht te
nemen. Ten eerste den oorlogstoestand en de daar
uit voortvloeiende belemmeringen bij het bioscoop
bezoek; ten tweede het ontbreken van tientallen
bioscopen, die door de oorlogshandelingen zijn
vernield of buiten bedrijf gesteld (wij doelen hier
in het bijzonder op de zaken te Rotterdam, Mid
delburg en Den Helder); en ten derde de vermin
derde koopkracht van de bevolking, welke op de
eerste plaats haar terugslag vindt in opbrengsten
als de onderhavige.
Al deze omstandigheden in aanmerking geno
men, mag men waarlijk over het resultaat' buiten
gewoon tevreden zijn. Een vergelijking met het
vorige jaar zou ongezond zijn, omdat de opbrengst
toen, gezien het speciale karakter der toen gehou
den collecte, een record beteekende in de geschie
denis van het Bio-Vacantieoord.
Vergelijkt men de opbrengst met de 3 daarvoor
gaande jaren, n.1. resp. ƒ42.590.87 in 1938
37.578.69 in 1937 en 35.684.75 in 1936, dan
ziet men, dat de opbrengst thans zelfs hooger ligt
dan het gemiddelde over die jaren.
Zooals men weet, wordt de opbrengst dezer col
lecte op initiatief van het Bestuur der Stichting
Bio-Vacantieoord met de Stichting Winterhulp
Nederland gedeeld, evenals zulks het vorig jaar
het geval geval is geweest met het Algemeen
Steuncomité-1939. De Kerst-actie van Winterhulp
gold de belangen en de nooden van het behoeftige
kind. Het kan ons daarom een voldoening zijn, dat
de gelden in haar geheel zullen worden besteed
voor het zelfde doel, dat aan het Bio-Vacantieoord
ten grondslag ligt.
Namens het Bestuur der Stichting Bio-Vacantie
oord brengen wij te dezer plaatse hartelijk dank
aan de leden-exploitanten, die het thans verkregen
resultaat hebben mogelijk gemaakt. Wij brengen
dank aan hun personeel, dat zijn volledige mede
werking gegeven heeft.
Ten slotte zij nog onze groote erkentelijkheid
betuigd aan de dames en heeren, die door hun
vlijtige hulp dagen achtereen bij de telling van de
opbrengst op het Bondsbureau te Amsterdam het
Bestuur van de Stichting in staat hebben gesteld
de totaal opbrengst zoo kort na beëindiging der
collecte te publiceeren.
Onderstaand volgt een lijstje van de opbrengst
in de diverse gemeenten, alsmede de gebruikelijke
lijst, die de muntsoorten aangeeft, waardoor het
totaal bedrag verkregen is.
8