De tekst van het Besluit
BESLUIT van de Secretarissen-Generaal van de
Departementen van Volksvoorlichting en Kun
sten, van Binnenlandsche Zaken en van Justitie
betreffende de regeling van het Filmwezen
(Filmbesluit 1941). (20 Augustus 1941, no. I 65).
Op grond van I der Verordening no. 23/1940
en in overeenstemming met de 2 en 3 der Ver
ordening no. 3/1 940 van den Rijkscommissaris voor
het bezette Nederlandsche gebied wordt bepaald:
Art. I. (I) In het bezette Nederlandsche gebied
mag een film slechts in het openbaar worden ver
toond, wanneer deze overeenkomstig het bepaalde
bij dit besluit voor openbare vertooning is toege
laten.
(2) ledere filmvoorstelling wordt als een open
bare beschouwd, tenzij zij:
1) in besloten kring plaats vindt en de voorstel
ling van een overheidsinstantie uitgaat;
2) uitsluitend met het oog op doeleinden van
zakelijken of technischen aard, welke verband hou
den met het filmbedrijf, wordt gehouden en de
voorstelling door geen andere personen wordt bij
gewoond dan die in dit bedrijf beroepshalve werk
zaam zijn;
3) plaats vindt in een huiselijken kring, bijge
woond door ten hoogste twintig personen.
Art. 2. IDe toelating voor openbare vertoo
ningen wordt slechts gegeven voor een film, welke
1) öf in het bezette Nederlandsche gebied is
vervaardigd,
2) öf in het gebied van het Groot-Duitsche Rijk
voor vertooning is vrijgegeven.
(2) De toelating wordt geweigerd, wanneer de
vertooning van de film de openbare orde of veilig
heid in gevaar zou kunnen brengen of zou kunnen
verstoren. Bovendien wordt de toelating geweigerd
voor een film, welke in het bezette Nederlandsche
gebied is vervaardigd en in het gebied van het Groot-
Duitsche Rijk nog niet voor vertooning is vrijgege
ven, wanneer deze film niet voldoet aan de eischen
van het staatsbestuur en de volksopvoeding van
den nieuwen tijd.
Art. 3. (I) De toelating voor openbare vertoo
ning wordt verleend door den voorzitter van de
Rijksfilmkeuring, na de leden van de Rijksfilm-
keuring te hebben gehoord.
(2) Tegen een beslissing van den voorzitter van
de Rijksfilmkeuring, waarbij de toelating van een
film is geweigerd, kan de verzoeker binnen veertien
dagen in beroep komen bij den Secretaris-Generaal
van het Departement van Volksvoorlichting en
Kunsten.
(3) De Secretaris-Generaal voornoemd kan een
beslissing van den voorzitter van de Rijksfilmkeu
ring, waarbij een film voor openbare vertooning is
toegelaten, te allen tijde ambtshalve vernietigen.
Art. 4. (I) Personen beneden den leeftijd van
achttien jaren hebben geen toegang tot voorstel
lingen, waar toegelaten films in het openbaar wor
den vertoond, dan indien en voor zoover de voor
zitter van de Rijksfilmkeuring dit bij de toelating
heeft bepaald.
(2) Een film kan worden toegelaten met de be
perkende bepaling, dat de vertooning daarvan slechts
voor bepaalde groepen van personen mag plaats
vinden.
(3) Artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.
(4) Op duidelijk waarneembare wijze moet aan
den ingang van de plaats, waar de voorstelling wordt
gegeven, vermeld worden voor welke personen,
naar onderscheiding van leeftijd, de filmvoorstelling
toegankelijk is, alsmede, in voorkomend geval, in
hoeverre een beperkende bepaling aan de toelating
is verbonden overeenkomstig het tweede lid van dit
artikel.
Art. 5. (I) De Secretaris-Generaal van het De
partement van Volksvoorlichting en Kunsten be
noemt, schorst en ontslaat den voorzitter, de leden
en de plaatsvervangende leden van de Rijksfilm
keuring. Hij kan leden tot plaatsvervangende voor
zitters benoemen.
(2) Behalve de leden, benoemd door den Secre
taris-Generaal van het Departement van Volksvoor
lichting en Kunsten, wordt een lid van de Rijksfilm
keuring benoemd, geschorst en ontslagen door den
Secretaris-Generaal van het Departement van Bin
nenlandsche Zaken.
(3) De Secretaris-Generaal van het Departement
van Volksvoorlichting en Kunsten bepaalt bij be
sluit, dat in de Nederlandsche Staatscourant wordt
afgekondigd, het reglement van orde van de Rijks
filmkeuring, de wijze waarop een film door degenen,
die de toelating daarvan verzoeken, voor de keuring
moet worden aangeboden en het door hen te be
talen keurloon.
Art. 6. IHij die een film, welke niet is toege
laten, in het openbaar vertoont of doet vertoonen,
of die als organisator van een openbare filmvoor
stelling niet voldoet aan de bepalingen van het
vierde lid van artikel 4, wordt gestraft met hech
tenis van ten hoogste twee maanden of met geld
boete van ten hoogste tweeduizend gulden.
(2) Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die
een niet openbare filmvoorstelling organiseert,
welke tot strafbare handelingen kan opwekken of
een onzedelijke uitwerking kan hebben.
(3) Indien een feit, strafbaar gesteld bij het eerste
of tweede lid, wordt begaan door of vanwege een
rechtspersoon, wordt de strafvervolging ingesteld
en de straf uitgesproken tegen hem, die tot het feit
opdracht gaf of de feitelijke leiding had bij het ver
boden handelen of nalaten.