NAAMREGISTER V/ M 13 recht van den maker van het zoogenaamd verzamelwerk, slechts een herinnering bevat, dat dit recht dat van den maker van ieder werk afzonderlijk onverlet laat; dat dit eerste lid dus niets bevat, waaruit zou zijn af te leiden, dat de maker van het afzonderlijke werk door het geven van toestemming als voormeld zonder dat daarbij geheel of gedeeltelijk overdracht van zijn auteursrecht plaats vindt zijn auteursrecht zou hebben beperkt of slechts een beperkt recht op dat werk zou hebben verkregen; dat dit onderdeel mitsdien gegrond is, doch deze gegrond- bevinding alleen tot cassatie kan leiden, indien ook het tweede onderdeel gericht tegen een tweeden door het Hof voor zijn beslissing gegeven grond juist mocht worden bevonden; Overwegende omtrent het tweede onderdeel: dat de vraag zich opdringt, of niet in het algemeen hij, aan wien de rechthebbende op het auteursrecht zijn recht heeft overgedragen, gebonden is aan vóórdien door den recht hebbende met derden aangegane overeenkomsten, waarbij toestemming is verleend om te doen, wat zonder dat over- eengekomene onrechtmatig zou zijn, als inbreuk makende op het uitsluitend recht van den maker tot het verrichten van die handelingen; dat eenerzijds voor een ontkennende beantwoording van die vraag kunnen worden opgeroepen de scherpe onder scheiding, welke het Burgerlijk Wetboek kent tusschen zakenrecht en verbintenissenrecht, zoomede het beginsel van artikel 1376, dat overeenkomsten alleen van kracht zijn tusschen de handelende partijen, in verband met de be perkte strekking van artikel 1354, des dat het aldaar ge bezigde „bedingen" niet omvat het zich verbinden; dat anderzijds de eischen van het verkeer en de wensche- lijkheid om in deze voor een groot deel internationaal geregelde materie ten onzent tot gelijke oplossing te komen als elders op grond van die eischen aan deze vraag pleegt gegeven te worden, zoo dikwijls voor absolute rechten als het auteursrecht of het octrooirecht openbare registers, waarin overeenkomsten van gemelde strekking kunnen worden aangeteekend, ontbreken, er voor pleiten om aan te nemen, dat het systeem van de Auteurswet een bevesti gend antwoord van de vraag meebrengt; dat intusschen in dit geding die vraag niet tot beslissing behoeft te wordan gebracht; dat toch voor het onderhavige geval vaststaat, dat de .overdracht door Addinsell van zijn auteursrecht op de muziek aan Buma is geschied ter verdediging en exploitatie in Neder land van diens rechten, eenig en alleen te zijnen behoeve; dat het Hof terecht heeft beslist, dat bij een fiduciaire over dracht met die oorzaak Pendennis zich tegenover Buma met vrucht kan beroepen op de door Pendennis met Addinsell gesloten overeenkomst; dat immers die omstandigheid medebrengt, dat deze over eenkomst voor Pendennis het onrechtmatig karakter, dat in het algemeen bij ontkennende beantwoording van de in het midden gelaten vraag een handelen in strijd met het door overdracht verkregen auteursrecht jegens den verkrijger zoude hebben, tegenover Buma wegneemt; dat uit een en ander volgt, dat het tweede onderdeel in zijn hoofdgrief ongegrond is; m Overwegende ten slotte omtrent de slotgrief van het tweede onderdeel, zoomede omtrent het derde onderdeel van het middel: dat het Hof de overeenkomst tusschen Addinsell en Pen dennis aldus heeft opgevat, dat de componist aan den maker van de film toestemming heeft gegeven niet alleen om de muziek in de film op te nemen, doch ook om die film met de muziek te vertoonen en te doen vertoonen; dat het Hof met de aanduiding van de verwerende vennoot schap als rechtsopvolgster van Pendennis, blijkbaar niet anders heeft bedoeld dan dat die vennootschap behoort tot diegenen, aan wie Pendennis, krachtens de haar bij voormelde overeenkomst door Addinsell daartoe gegeven bevoegdheid, toestemming vermocht te geven om met het verzamelwerk ook de muziek, waarop Addinsell auteursrecht had, uit te voeren; dat hieruit volgt, dat de verhouding van de vennootschap tot Buma niet anders ligt dan die tusschen Pendennis en Buma en dat ook deze grieven falen; Overwegende, dat dus het principaal middel faalt en het geval, waarvoor het incidenteel middel is voorgedragen, zich niet voordoet; Verwerpt het beroep. Veroordeelt eischeresse tot cassatie in de kosten op deze voorziening gevallen, tot op deze uitspraak aan zijde van verweerster begroot op vijftien gulden voor verschot en op driehonderd vijftig gulden voor salaris. Gedaan bij de Heeren van Loon, President, Fick, Nypels, van der Meulen en Smits, Raden, en door den President voornoemd uitgesproken ter openbare terechtzitting van den acht en twintigsten November 1900 Een en Veertig, in tegenwoordigheid van den Procureur-Generaal. A-r (get.) J. van Loon (get.) D. A. Slis. Uitgegeven voor grosse, door mij, Griffier van den Hoogen Raad der-Nederlanden, op heden 28 November 1941, ten behoeve van verweerster. (get.) J. SUYLING. Ingevolge art. 4 van het Reglement op het Naamregister zijn de navolgende verzoeken tot inschrijving van titels in het Naamregister gedaan. Voor het indienen van bezwaren tegen de verlangde inschrijving, hetgeen binnen acht dagen na deze publicatie schriftelijk bij den Bondsvoorzitter moet geschieden, raadplege men art. 6 van het betreffend Regle ment. Datum waarop in schrijving verzocht is Titels waaronder de films in Nederland worden uit gebracht Naam van den houder der ex ploitatie-rechten 7 Nov. '41 De jaren gingen voorbij Ufa 7 Mijn chef is een vrouw II Een dorp in den rooden storm (Dorf im roten Sturm) Odeon 17 'n Moderne blauwbaard Ufa 17 Vergeten vrouwen II 21 De getrouwde verloofde 21 De zondares Sonora 21 Het witte escadron 21 Menschennoodlot 21 Een onvergetelijke nacht 21 Mannen op den bodem der zee »i Rectificatie. In het vorig nummer stond abusievelijk als Ufa-titel ver meld: „Een schoonzoon teveel". Deze titel is echter van de Tobis. Voorts gelieve men voor den titel „Veel lawaai om Nini" te lezen: „Veel lawaai om Nixi".

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1941 | | pagina 15