bij die overeenkomst, als zijnde overdracht van toèx komstig auteursrecht, nietig ware, terwijl op ve^V' gunningen ter zake van de uitvoering der muzieW" eventueel door den componist bij die overeenkorns^- aan den producent verleend, nimmer tegenover Buma, als verkrijgster van bedoeld auteursrecht, met vrucht beroep kan worden gedaan. Dit standpunt bracht voor het Hof de conse quentie met zich mede om, toen de zaak naar dit College was teruggewezen, de geluidsfilm in het algemeen en met name de film in kwestie te be schouwen als een verzamelwerk in den zin van artikel 5 der Wet. Dientengevolge moest de voor die film gecomponeerde muziek als een der af zonderlijke werken worden aangemerkt, waaruit het gansche werk is opgebouwd, op welk afzonder lijk werd de componist auteursrecht heeft. Het auteursrecht op een verzamelwerk, aldus het Hof, bestaat in het uitsluitend recht om dit werk te verveelvoudigen, openbaar te maken en openbaar te doen maken en aldus omvat het auteursrecht op een geluidsfilm, naar den aard van dit recht en naar den aard van dit verzamelwerk, het recht om die film in het openbaar te vertoonen en te doen vertoonen; immers uit openbaarmaking van een film zich typisch in de vertooning van die film. Heeft de componist geen toestemming verleend zijn schepping in het verzamelwerk op te nemen, dan is de uitoefening door den maker van het verzamelwerk van zijn auteursrecht onrechtmatig ten opzichte van den maker van het afzonderlijke werk, aangezien daardoor inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van laatstgenoemde. Voor het geval de maker van het afzonderlijke werk, i.c. de componist, de vereischte toestemming wèl gegeven heeft, concludeerde het Hof, dat dan de componist moet worden geacht tevens aan den maker van het verzamelwerk (i.c. den pro ducent) het recht te hebben gegeven, om de film met muziek te verveelvoudigen, openbaar te maken en openbaar te doen maken, zoodat de componist zich dan niet kan verzetten tegen de uitoefe ningdoor den producent van diens auteursrecht. Dit laatste geval nu achtte het Hof in de onder havige procedure aanwezig, blijkens het contract tusschen producent en componist gesloten. Deze zienswijze heeft de Hooge Raad met zijn arrest van 28 November jj'., dat wij elders in dit nummer publiceeren, onderschreven. Weliswaar kan ons hoogste rechtscollege niet erkennen, dat, naar het Hof mede had aangenomen, ^jit artikel 5 van de Wegeerste lid) zou zijn af te Vleiden, dat de maker van het afzonderlijk werk V^oor het geven van toestemming als voormeld, "■^ijn auteursrecht zou hebben beperkt of slechts een beperkt recht op dat werk zou hebben ver kregen. Het auteursrecht van den componist is, welke overeenkomst deze ook gesloten moge hebben, onverlet gebleven! Daarentegen stelt de Raad nadrukkelijk vast, dat de producent bij de uitoefening van zijn auteurs recht op de film geen inbreuk maakt op het auteursrecht van den componist, indien de compo nist toestemming heeft verleend om zijn schepping in de film op te nemen. In het onderhavig geval staat vast, aldus de Hooge Raad, dat de overdracht door den componist van zijn auteursrecht op de muziek aan Buma is ge schied ter verdediging en exploitatie in Nederland van diens rechten, eenig en alleen te zijnen behoeve. Het Hof besliste terecht, dat bij een fiduciaire over dracht met die oorzaak de producent zich tegen over Buma met vrucht kon beroepen op de door den producent met den componist gesloten over eenkomst. Deze omstandigheid brengt, volgens den Hoogen Raad, mede, dat de overeenkomst in kwestie voor den producent het onrechtmatig karakter, dat in het algemeen een handeling in strijd met het door overdracht verkregen auteursrecht jegens den verkrijger zoude hebben, tegenover Buma weg neemt. Wat zoude immers de in het geding zijnde over eenkomst voor zin hebben gehad, indien daardoor de producent niet de zekerheid had gekregen, dat hij dat onderdeel van de film, waarop de com ponist auteursrecht heeft, opgenomen in het ver zamelwerk, dit is dus de film, vrijelijk zou kunnen exploiteeren. Zooals reeds is overwogen is zulk een exploitatie alleen mogelijk, indien de vertooning van de film ongehinderd kan plaatsvinden. Krach tens de door den componist gegeven bevoegdheid kon de producent op zijn beurt toestemming geven aan den verhuurder respectievelijk den bioscoop-exploitant om de film ter vertooning te brengen. Hieruit concludeerde de Hooge Raad, dat de ver houding tusschen den bioscoop-exploitant (jog- chems) en Buma niet anders ligt dan die tusschen den producent en Buma, zijnde de laatste de trustee

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1941 | | pagina 4