NEDERLANDSCHE KULTUURRAAD Verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Neder land sche gebied betreffende den Nederlandschen Kultuurraad. Op grond van S van het Decreet van den Führer over de uitoefening van de regeeringsbevoegd- heden in Nederland van 18 Mei 1940 (R.W.B. I, blz. 778) bepaal ik: Artikel I. (1) De Nederlandsche Kultuurraad bevordert de ontwikkeling van het Nederlandsche kultuur- leven en van de verzorging van de Nederlandsche kuituur. (2) Bij de vervulling van deze taak is de Kultuur raad verplicht alle uitingen van het kultureele leven gade te slaan, zoomede alle diensten en instellingen, welke op het gebied van het kultuurleven of de kultuurzorg werkzaam zijn, door het geven van adviezen te steunen en deze door het nemen van initiatief tot bepaalde werkzaamheden op te wekken. Artikel 2. De Kultuurraad is een rechtspersoonlijkheid be zittend openbaar lichaam. Zijn zetel is gevestigd te 's-Gravenhage. Artikel 3. (1) Aan het hoofd van den Kultuurraad staat de President. Hij vertegenwoordigt den Kultuurraad in en buiten rechte. (2) De President benoemt een lid van den Kul tuurraad om hem in geval van zijn afwezigheid met inachtneming van de door hem gegeven richtlijnen te vertegenwoordigen. Artikel 4. (1) De Kultuurraad bestaat uit ten minste twintig leden. Zij worden door den President benoemd en ontslagen. (2) Het lidmaatschap van den Kultuurraad is e*en-eereambt. o Artikel S. (1) De President en de leden van den Kultuur raad worden voor het aanvaarden van hun ambt be- eedigd. (2) De eedsformule wordt bij instructie van den Rijkscommissaris vastgesteld. Artikel 6. (1) De President is voor zijn beslissingen-ver antwoordelijk. De leden van den Kultuurraad dienen hem bij het nemen van een beslissing van advies. (2) Voor het overige wordt de werkwijze van H* den Kultuurraad door den President bij reglement 1 vastgesteld. Artikel 7. De President heeft, ter voorbereiding en uit voering van zijn beslissingen, een bureau tot zijn beschikking. Aan het hoofd van dit bureau staat een dagelijksche bestuurder, die door den President wordt benoemd. Artikel 8. (1) De President is bevoegd zich gegevens te laten verstrekken door alle Nederlandsche autori teiten, bureaux, instellingen, lichamen en inrich tingen, zoowel van publiekrechtelijken als van privaatrechtelijken aard, betreffende alle aange legenheden, welke op zijn taak (artikel I) betrek king hebben. (2) De in het eerste lid bedoelde instellingen zijn verplicht den President de door hem gewenschte inlichtingen te verstrekken, zoomede hem en de door hem gemachtigde personen in staat te stellen tot inspecties en hun toegang te verleenen tot al hetgeen door hen wordt georganiseerd. (3) De Secretarissen-Generaal van de Departe menten van Opvoeding, Wetenschap en Cultuur- bescherming, zoomede van Volksvoorlichting en Kunsten, stellen den President tijdig in kennis van hun meer belangrijke plannen op het gebied, het welk tot de taak van den Kultuurraad (artikel I) behoort. Artikel 9. (1) Het Rijk draagt de kosten, verbonden aan de werkzaamheden van den Kultuurraad. (2) De President maakt jaarlijks een begrooting op, welke de goedkeuring van den Secretaris- Generaal van het Departement van Financiën be hoeft. De President is verantwoordelijk voor een regelmatig beheer volgens de begrooting. (3) De jaarlijksche rekening van den Kultuurraad is telkenjare aan de verificatie door de Algemeene Rekenkamer onderworpen. Op grond van het rap port der Algemeene Rekenkamer verleent de Secretaris-Generaal van het Departement van Finan ciën den President décharge. Artikel 10. De ter uitvoering van deze verordening nood zakelijke voorschriften kunnen bij instructie van den Rijkscommissaris voor het bezette Neder landsche gebied worden gegeven. Artikel I I. Deze verordening treedt in werking op den dag harer afkondiging. 's-Gravenhage, 22 November 1941. De Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied: SEYSS-INQUART.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1941 | | pagina 6