TOEPASSING ART. 15 DER STATUTEN Gelet op het bepaalde in artikel I Sb der Statuten van den Nederlandschen Bioscoop-Bond en in arti kel 7 van het Besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van Binnenlandsche Zaken en van Justitie betreffende de organisatie van het filmwezen d.d. 4 October 1940, en voorts op het bepaalde in voorschrift no. II d.d. 30 Juni 1941 betreffende het geven van operette-, variété- of andere tooneelvoorstellingen door bioscoop-exploi tanten, heeft de Voorzitter van den Nederlandschen Bioscoop-Bond besloten, aan den heer J. van Bentum, exploitant o.m. van het Flora Theater te Aalsmeer, de straf van boete tot een bedrag van f 25,— op te leggen, zulks op grond van de volgende over wegingen: dat de heer J. van Bentum op Zondag 2 Novem ber j.l. des namiddags te 3 uur in het Flora Theater te Aalsmeer een speciale kindervoorstelling met het poppentheater van den heer Henri Nolles heeft gegeven, zonder daarop van te voren goedkeuring aan den Bonds-voorzitter te hebben gevraagd en zonder de toegangsprijzen voor die voorstelling met 20% te hebben verhoogd; dat de heer Van Bentum daardoor zoowel artikel I als artikel 5a van voorschrift no. I I d.d. 30 Juni 1941 betreffende het geven van operette-, variété- of andere tooneelvoorstellingen door bios coop-exploitanten heeft overtreden; dat voorts in de bedoelde voorstelling de jour naals niet zijn vertoond, hetgeen als een overtre ding van artikel 4 van genoemd voorschrift no. I I moet worden beschouwd, daar ontheffing van de verplichting tot het vertoonen der journaals was gevraagd noch verleend; dat, wat de overtredingen van artikel I en artikel 5a van voorschrift no. I I betreft, de heer Van Bentum tot zijn verontschuldiging heeft aange voerd, dat dit voorschrift hem onbekend was, aan gezien hij het nimmer zou hebben ontvangen; dat evenwel op dit verweer niet kan worden ingegaan, aangezien het hoogst onwaarschijnlijk moet worden geacht, dat een lid eenig Bondsvoor schrift niet zou ontvangen; dat toch de verzending van Bondsvoorschriften door het Bondsbureau automatisch aan alle leden geschiedt; dat in elk geval zoodanig verweer niet te controleeren valt; dat, wat het niet-vertoonen der journaals betreft, de heer van Bentum heeft toegegeven, dat het hem, althans uit voorschrift no. 2 d.d. 18 Maart 1941, bekend was, dat journaals onder alle omstandig heden moeten worden vertoond; dat evenwel, toen hij op den bewusten Zondagmiddag één uur vóór het begin der voorstelling vanuit zijn woonplaats Wassenaar te Aalsmeer kwam, de portier van het Flora Theater aan den operateur een vrijen middag bleek te hebben toegestaan; dat de betrokken operateur voor dien middag niet meer te bereiken was, zoodat de journaals niet konden worden vertoond; dat de heer Van Bentum zulks niet had kunnen voorzien, daar de portier nog nimmer eigenmachtig aan iemand van het personeel vrijaf had gegeven; dat dit verweer evenmin kan worden aanvaard, aangezien een bioscoop-exploitant in elk geval verantwoordelijk moet worden geacht voor de handelingen van zijn personeel, ook al heeft hij deze niet kunnen voorzien, alsmede voor de fouten, welke dit personeel in de uitoefening van zijn dienst betrekking mocht hebben begaan; dat, wat het niet-verhoogen der entreeprijzen betreft, mede in aanmerking moet worden geno men het feit, dat te Aalsmeer nog een andere bioscoop-exploitant is gevestigd, die hiervan nadeel zou hebben kunnen ondervinden; dat op grond van het bovenstaande aan den heer J. van Bentum te Wassenaar, exploitant o.m. van het Flora Theater te Aalsmeer, een geldboete tot een bedrag van f 25,— moet worden opgelegd. Gelet op het bepaalde in artikel I 5b der Statuten van den Nederlandschen Bioscoop-Bond en in artikel 7 van het Besluit der Secretarissen-Generaal van de Departementen van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van Binnenlandsche Zaken en van Justitie betreffende de organisatie van het filmwezen d.d. 4 October I 940, heeft de Voorzitter van den Bond besloten aan de firma D. J. L. Hardy Mevr. de Wed. L. Putzeist-Stiennon, exploiteerende het Palace Theater en de Royal Cinema te Maastricht, de straf van boete tot een bedrag van f 3000,— op te leggen, welke straf vermeerderd dient te worden met de kosten van het van Bondswege ingestelde onderzoek, zijnde f I 6 1,46, zulks op grond van de navolgende overtredingen: dat, blijkens een van Bondswege over het tijd vak van I November 1940 tot en met 30 October 1941 ingesteld onderzoek in de boeken van het Palace Theater de firma D. J. L. Hardy Mevr. de Wed. L. Putzeist-Stiennon in de weken van 8 tot 14 November, 20 tot 24 December en van 27 tot 3 1 December 1940 en van 24 tot 30 Januari, 28 Maart tot 3 April, II tot 17 April, 25 tot 30 April en I tot 8 Mei 1941 aan verschillende film verhuurkantoren, die haar voor de genoemde weken films ter vertooning op percentage-basis hadden afgestaan, bruto-bedragen van resp. f 149,14, f 356,58, f 921,60, f 567,50, f 641,90, f 100,-, f I 563,40 en f I 637,85 te weinig heeft afgerekend; dat deze fraudes hebben plaats gevonden door het opzettelijk insturen van onjuiste recettestaten aan de filmverhuurkantoren, alsmede door ver schuivingen in de recettes onderling; dat de genoemde firma, bij monde van den heer

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1942 | | pagina 8