De heer van Willigen bracht vervolgens ter kennis, dat de heeren C. H. de Lange, G. J. Milius en J. H. Kroon in overleg met den Afdeelingsraad hun candidatuur hadden teruggetrokken, zoodat als candidaten van de zijde der leden-exploi- tanten de volgende vier heeren naar voren wer- den gebracht: M. Desmet, Joh. Miedema, W. K, G. van Royen en R. Uges Jr. De Voorzitter zeide buitengewoon verheugd te zijn over dit voorstel van den Afdeelingsraad en constateerde, dat er derhalve geen stemming be hoefde te worden gehouden" Genoemde vier heeren werden vervolgens bij enkele candidaatstelling gekozen tot leden-exploi- tanten van het Hoofdbestuur. Tot de beide scheidende leden van het Hoofd bestuur, de heeren L. Groen en J. Wessel, beide oude getrouwen, richtte de Voorzitter vervolgens enkele woorden van dank voor de buitengewone diensten, welke deze heeren in den loop van vele jaren aan den Bond hebben bewezen. Spreker verklaarde, dat het Hoofdbestuur hun medewer king noode zou moeten missen. De heer Miedema sprak vervolgens de hoop uit, dat de woorden, welke de heer Vermin in allen ernst tot de vergadering had gericht ook in allen ernst door de aanwezigen zouden worden opge nomen. UITSPRAKEN COMMISSIE VAN GESCHILLEN In deze vertegenwoordiging, aldus spreker, zal het Hoofdbestuur van Uw Bond alles doen om onze plaats onder de zon te handhaven. Wij zullen doen, wat in ons vermogen ligt, teneinde de Bond daar te brengen, waar hij behoort te zijn. Een woord van bijzonderen dank werd vervol gens door spreker gericht tot het Bondspersoneel, speciaal tot den heer H. W. Hagenberg en mej. Mr. H. H. Oud. Spreker wenschte den heer Ha genberg toe, dat het hem vergund zou mogen zijn nog vele jaren zijn uitstekend werk in zijn ver schillende functies ten dienste van den Bond voort te zetten. Ook tot mej. Oud wenschte spreker gaarne een woord van lof te richten. Langen tijd was zij de rechter hand van den heer Bosman, die haar, nu zij op het punt staat den Bond te verlaten noode zal missen. De heer Miedema sprak in dit verband den wensch uit, dat zij prettige herinneringen zou mogen hebben aan het werk, dat zij voor den Bond verricht heeft. Nadat de heer G. M. Th. Gielisse nog hulde had gebracht aan den heer Miedema voor de uit nemende wijze, waarop hij deze vergadering ge presideerd had,' sloot de heer Miedema, na de aanwezigen zijn dank betuigd te hebben voor de buitengewone opkomst '/de vergadering, waarin bijna drie vierden van alle bij den Bond aange sloten zaken vertegenwoordigd waren. 14 De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van den Nederlandschen Bioscoop-Bond, ingevolge de Statuten en het Arbitrage-Bondsreglement van dien Bond benoemd en aan gewezen als arbitrage-college voor de beslechting van ge schillen tusschen leden van den Nederlandschen Bioscoop- Bond, heeft in haar zitting van 29 October 1945 het vol gend arbitraal vonnis gewezen inzake: R. Uges Jr., wonende te Rijswijk (Z.H.), exploitant van het Apollo Theater, Spuistraat 19 te 's-Gravenhage, domi cilie gekozen hebbende ten kantore van Mr. W. C. van Heuven, Keizersgracht 636 te Amsterdam, eischer, en R.K.O. Radio Films N.V., gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam aan de Keizersgracht 698, gedaagde. De Commissie van Geschillen, Eerste Kamer, van den Nederlandschen Bioscoop-Bond; in aanmerking nemende: dat eischer bij request d.d. 17 October 1945 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat hier wordt beschouwd als te zijn ingelascht; Dit request luidt als volgt: Amsterdam, 17 October 1945. Aan de Commissie van Geschillen van den Nederlandschen Bioscoop-Bond te Amsterdam. Mijne Heeren, De ondergeteekende, Reinier Uges Jr., bioscoop-exploitant, wonende te Rijswijk (Z.H.), te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman Mr. W. C. van Heuven, advocaat te Amsterdam aan de Keizersgracht No. 636, wendt zich tot u met het navolgende: 1. dat tusschen den ondergeteekende (hierna te noemen „eischer") en het filmverhuurkantoor, de R.K.O. Radio Films N.V. (hierna te noemen „gedaagde"), gevestigd en kantoor- houdende te Amsterdam aan de Keizersgracht No. 698, het navolgende geschil is gerezen, dat op grond van art. 32 der statuten j. art. 1 van het Arbitragereglement van den Nederlandschen Bioscoop-Bond (hierna te noemen „de Bond") aaniw oordeel moet worden onderworpen, daar beide partij^i lid zijn van voornoemden Bond en hetwelk dan ook hierbij door eischer bij uw college wordt aanhangig gemaakt; 2. dat blijkens hierbij overgelegde schriftelijke overeen komst dd. 28 Juni 1939 (productie) de heer Ed. Cohen Barn- stijn in zijn hoedanigheid van directeur der N.V. Edies te 's-Gravenhage, aldaar exploiteerde het Apollo-Theater aan de Spuistraat 19 en toenmaals lid van den Bond, ter ver tooning in genoemd bioscooptheater van de gedaagde heeft gehuurd, gelijk laatstgenoemde aan eerstgenoemde heeft ver huurd tenminste 12 hoofdfilms, Ie keuze, Ie vertooning Den Haag, te kiezen uit dein Holland uit te brengen R.K.O. Radio Productie 1939— 1940, bestaande uit 36 hoofdfilms tegen de volgende z.g. slidingscale condities per hoofdfilm: 25% der netto-recette tot 35% der netto-recette van tot 50% der netto-recette boven met een minimum-garantie op verhuurders deel van en wijders op de voorwaarden als in genoemde overeenkomst zijn vermeld; 3. dat de exploitatie van het Apollo-Theater voormeld werd overgenomen door den eischer, met alle daaraan ver bonden rechten en verplichtingen, waaronder die uit het onderhavige filmhuurcontract; 4. dat het genoemde contract, hetwelk oorspronkelijk werd aangegaan voor ongeveer één jaar, nl. van Januari 1940 tot en met 31 December 1940, als gevolg van den in Mei 1940 hier te lande ingetreden oorloqs- en bezettinqstoestand, spe ciaal van het bij Besluit van 19 Juli 1940 (57/1940) gegeven vertooningsverbod van andere dan goedgekeurde Nederland-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1945 | | pagina 16