het onderwerp betrekking hebbende, verzameld.
Vervolgens krijgen cameracorrespondenten in aller
heeren landen opdracht, voor de actueele opna
men te zorgen. Tenslotte vult men eventueele hia
ten aan met in scène gezette episoden, door een
kleine eigen studio geleverd. Natuurlijk blijven
dergelijke „fakes" tot het onvermijdelijke beperkt.
Alleen wanneer een werkelijke weergave onmo
gelijk blijkt, of een onmisbaar personage hardnek
kig weigert voor de camera te poseeren, neemt
men zijn toevlucht tot een dergelijke truquage.
Op die wijze wordt ook in deze „March of
Time" de toevallige, willekeurige opsomming van
verfilmde feiten en gebeurtenissen vervangen door
een beredeneerd en gecomponeerd camera-docu
ment dat inderdaad op cultureele waarde kan bo
gen. In de paar jaar van zijn bestaan heeft het
instituut (dat, hetzij terloops aangemerkt, zijn
centrum in Amerika heeft) een respectabele serie
vraagstukken van den meest uiteenloopenden
aard behandeld. Onderwerpen met een economi-
schen inslag als ,,De wereld vraagt staal" of
van wetenschappelijken aard als „Kankerbestrij
ding" sociale gegevens als „Rockefeller's mil-
lioenen" en zuiver historische gevallen als „Oor-
zaken van den oorlog in Azië" passeerden de
revue. En zelfs een curiositeit als de figuur van
Deibier, den Franschen scherprechter, komt in
den vorm van een interessante studie op de lijst
voor.
Met deze voorbeelden heeft de heer Jordaan
aangetoond, hoe het buitenland reeds lang voor
den oorlog, de mogelijkheden en de waarde van
de zuivere „documentaire" heeft erkend. Wat'zal
de (spreker herhaalt het) buitengewoon gunstige
conjunctuur in ons eigen land te voorschijn roe
pen? Er zijn, meent de heer Jordaan, teekenen
die er op wijzen, dat de officieele onverschil
ligheid t.a.v. dit weergalooze voorlichtings- en
propaganda-medium, heeft uitgediend. Verschil
lende opdrachten werden reeds door officieele
of semi-officieele instanties aan onze filmers
gegeven, om problemen van maatschappelijken,
economischen of politieken aard nader tot
het publiek te brengen. Dat wij in onze eischen
en verwachtingen niet te ver mogen gaan,
zal ieder duidelijk wezen, wanneer men be
denkt dat het componeeren van zulk een cinema
tografisch betoog een kunst is... en wel een zeer
aparte en moeilijke kunst... precies als het schrij
ven van een goed stuk tijdschriftproza.
Op dit oogenblik circuleeren een tweetal voor
beelden van Nederlandsche documentaires, die
beide inderdaad in opdracht van hoogerhand ont
stonden. „Vrij en onverveerd" werd voor den
Regeerings-Voorlichtingsdienst te Londen ver
vaardigd, om een overzicht te geven van den strijd
der Vereenigde Volkeren en het aandeel, dat de
Nederlandsche strijdkrachten buiten het bezette
gebied, daarin hebben gehad.
De makers, Hans Barnstijn en Robert Kiek,
stonden voor een zware taak, die alleen door er
varen eerste-rangs krachten als Frank Capra en
Howard Hawks tot volle bevrediging kon worden
ten einde gebracht. Men vindt er (gelijk trouwens
niet verwacht kon worden) nog niet de magistrale
beheersching van de enorme stof noch de
dwingende eenheid van compositie noch de dra
matisch» spanning dezer beide meesters. Maar
tenslotte ontstond toch een veelszins boeiend ge
heel, dat in zijn rijkdom aan interessante détails
speciaal op het terrein van de „Engeland-vaar-
ders" een veelbelovend begin mag heeten.
„Friesland 1945" heet het andere werk, dat zich
in het bijzonder met den herstelarbeid in onze
noordelijke provincie bezighoudt. De maker
H. M. Josephson was wel de aangewezen man
voor zulk werk... hij heeft zijn sporen op dit ter
rein reeds verdiend met het voortreffelijke Jonge
harten", dat velen uwer zich nog zullen herinne
ren. Ook hier waren de moeilijkheden groot
al kunnen zij dan meer van technischen aard hee
ten. Niettemin werd ook dit werk een belangwek
kende stap op den weg haar de zuivere documen
taire. Josephson houdt streng vast aan het principe
dat camera en microfoon hun eigen taal dienen
te spreken zijn compositie is logisch, rustig en
harmonisch zijn beeldkeus meerendeels raak en
de montage door Rita Roland, over het geheel
verantwoord. Jammer alleen, dat de gesproken
toelichting niet beter slaagde. Wij behoeven geens
zins te verlangen naar het radde en daverende
„flux de bouche" van sommige Amerikaansche
sprekers maar dit zeurig voorgedragen samen
raapsel van gemeenplaatsen, was toch wel erg
storend... Tja wat wil men: ook de tekst heeft
haar eischen!
Resumeerend, constateert de heer Jordaan, dat
ook in ons land het ijs voor de documentaire ge
broken schijnt. Laat ons hopen dat zij haar kansen
weet te benutten en het betoog met de camera
een eervolle plaats krijgt naast het „praatje op de
brug". Regeering en volk kunnen er slechts wel
bij varen... en tenslotte ook de documentaire.
Want zoo ooit, dan heeft zij tusschen al de drama's
met pruiken en grimeering nu de gelegenheid een
welsprekend en onweerlegbaar pleidooi te houden
voor het nog zoo weinig gekend kleinood: de on
geschminkte film!