den ingeschakeld. In het bijzonder is hierbij ge dacht aan den Nederlandschen Bioscoop-Bond, een organisatie, die veel goeds tot stand heeft .gebracht. Hij zal, naar het mij voorkomt, kunnen worden tot een op wettelijke basis steunende bedrijfsorganisa tie, waarbij de vraag van het verkenen of delegee- ren van publiek-rechtelijke bevoegdheden aan deze organisatie nader zal dienen te worden bestudeerd. Zonder het bijzonder karakter van het filmbedrijf uit het oog te verliezen zal zooveel mogelijk aan sluiting moeten worden gezocht, eenerzijds aan de regelingen van het overige bedrijfsleven, anderzijds aan de regelingen t.o.v. het perswezen. Met waardeering kan in dit verband gewag ge maakt worden van de medewerking, die dit Minis terie heeft ondervonden van den Nederlandschen Bioscoop-Bond, bij het tot stand brengen en uit voeren van de regeling voor den import van films en het beheer van de daarvoor beschikbaar gestelde deviezen. -- Voorts wil ik met waardeering vermelden de belangstelling, welke de Bond betoont voor de cul- tureele beteekenis van de film. Ik hoop gaarne, dat, indien zulks noodig mocht blijken, de Nederlandsche Bioscoop Bond bereid zal zijn met de overheid samen te werken door, vooruitloopende op de wettelijke maatregelen, regelingen tot stand te brengen, waarmede b.v. de vestiging van studio's in de hand kan worden ge houden en maatregelen, die voor de totstandkoming van een bevredigende regeling t.o.v. het journaal noodig zouden kunnen zijn. Met veel instemming heb ik de oprichting van de Vakgroep Filmkunstenaars van de Federatie van Beroepsvereenigingen van -Nederlandsche Kunstenaars begroet. Deze heeft t.a.v. de organi satie van het Nederlandsche filmwezen een belang rijke taak met name op het gebied van de vervaar diging van films en hetgeen daaraan op organisa torisch gebied annex is. Het scheppen van ruime mogelijkheden voor de vertooning van de Nederlandsche film in de Neder landsche theaters is voor de filmkunstenaars en voor de Nederlandsche filmcultuur een levens belang. Het Nationaal Instituut, eveneens een vrucht van voorbereidingen uit den bezettingstijd, zal over eenkomstig zfjii doelstelling het zijne tot de bevor dering van de Nederlandsche filmcultuur en aan de verspreiding daarvan onder het Nederlandsche volk kunnen bijdragen. Voor -de organisatie van het filmwezen is een nauw contact met hetgeen op de overige departe menten op het gebied van de voorlichtingsfilm leeft, waarvan de draden bij de filmafdeeling van den R.V.D. samenkomen, van uitnemend belang. Het verheugt mij, dat mr. Ie Poole het voorzit terschap van de Commissie heeft willen aanvaar den. Door zijn belangstelling voor dit vraagstuk en door zijn groote algemeene belangstelling, meen ik, dat de leiding van de Commissie in zeer goede handen is. Tenslotte iets over de filmkeuring, waarvoor de zorg thans bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken berust. Het ligt in het voornemen een afzon derlijke commissie in het leven te roepen om na te gaan, in hoeverre of de Bioscoopwet wijziging en aanvulling behoeft, waarbij het stellen van positieve normen bij de keuring een der voornaamste punten is. Overleg met mijn Ambtgenoot van Binnenland sche Zaken is terzake nog gaande. De instelling van deze commissie heeft door ver schillende omstandigheden langer op zich laten wachten,, dan ik gehoopt had. Dat zij, nu zij er is, met -voortvarendheid aan het werk moge trekken. Het is een commissie van overleg en van advies. Zij kan als een voorloopige filmraad worden be schouwd. Dat zij in overleg vele problemen moge oplossen. In dit opzicht is haar taak zeker niet de minst belangrijke. Aan het overleg zal een belang - rijke plaats moeten worden ingeruimd en vooral op het gebied, waarin cultureele factoren in het ge ding zijn, zal regeling van overheidswege zooveel doenlijk moeten worden beperkt. Ten aanzien van die vraagstukken, waar zulks wel noodig is, zie ik met veel vertrouwen de advie zen van de Commissie tegemoet. Zij zal voorstellen tot het instellen van subcommissies kunnen doen en daarvoor personen buiten de Commissie kunnen aantrekken. Dat zij tot de organisatie van het Nederlandsche filmwezen en voor den opbouw eener Nederlandsche filmcultuur in belangrijke mate moge bijdragen. En hiermede verklaar ik de Commissie voor geïnstalleerd. Antwoord Mr. Le Poole In antwoord op de installatierede van mr. Reinink verzekerde mr. le Poole, namens de medeleden, het een belangwekkende taak te achten, die de Com missie wachtte. Spreker vervolgde: Terecht is naar m.i. in het door U met zooveel waardeering geciteerde rapport er op gewezen, dat de film in het verleden niet die cultureele functie heeft vervuld als de pers en de radio, dat hier een achterstand moet worden ingehaald. Dat hierbij met name is gedacht aan de stimuleering van de eigen filmproductie is 'welhaast vanzelfsprekend; De film schijnt bij uitstek het middel om andere volken iets te vertellen van de Nederlandsche cultuur. In dit verband denk ik ook aan de vijf jaren der bezet ting, waarin het Nederlandsche volk weerstand bood aan de aantasting van zijn meest elementaire rechtsgoederen en zijn cultuur. Ik hoop, dat ook de film in staat zal blijken dit de wereld aanschou welijk te maken. Ik geloof, dat met name in de Angelsaksische landen nog te weinig het inzicht be staat, dat ook het bezette Nederland zijn taak als bondgenoot verstond. Nu meen ik gehoord te heb- 10

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 12