publiek niet-verantwoorde entreeprijzen worden
gedicteerd. De wortel van alle kwaad acht men het
feit, dat verhuurkantoren en bioscopen zich in de
zelfde hand bevinden. Dit laatste wordt niet aan
Columbia, Universal en United Artists ten laste
gelegd.
De eisch van Regeeringswege luidt: Ontbinding
van alle beperkende overeenkomsten, liquidatie van
de belangen in het bioscoopbedrijf en verbod om
zich in de toekomst in het bioscoopbedrijf op eeni-
gerlei wijze te interesseeren.
BIOSCOOPDIPLOMA'S VOOR
OORLOGSINVALIDEN
Het mag als bekend worden verondersteld, dat
het Hoofdbestuur eenigen tijd geleden besloten
heeft om aan militairen, oud-illegale werkers en
B.S.-leden, die tengevolge van hun strijd tegen
den vijand invalide zijn geworden, een diploma
uit te reiken, op vertoon waarvan zij kosteloos
toegang tot de bioscopen hebben. Dit besluit heeft
het Hoofdbestuur genomen in de overtuiging, dat
de leden-bioscoopexploitanten unaniem bereid zijn
om hieraan hun volle medewerking te verkenen.
De toegangsbewijzen zijn inmiddels aan de oor
logsinvaliden verzonden. Het spreekt vanzelf, dat
wij aan dezen strijders, die hun gezondheid of
validiteit offerden op het altaar der vrijheid, eer
bied en dankbaarheid verschuldigd zijn. Ons be
drijf kan zulks toonen door hen als eere-gasten te
beschouwen.
Het is de bedoeling, dat den invaliden een
goede, gemakkelijk te bereiken plaats in de bio
scoop wordt aangeboden en dat rekening wordt
gehouden met het feit, dat deze menschen, ook al
is hun invaliditeit uiterlijk dikwijls niet zichtbaar,
bezwaarlijk in de rij kunnen staan voor het be
spreken van hun plaats.
In bijzondere gevallen is het diploma op verzoek
van den Rijksgeneeskundigen Dienst voorzien van
.de toevoeging „met geleider", omdat de betrok
kene niet in staat is alleen de bioscoop te bezoe
ken. In zoo'n geval late men den geleider of de
geleidster tevens op het diploma toe.
Het verdient wel aanbeveling, dat het per
soneel, dat belast is met den kaartverkoop en de
plaatsaanwijzing, terzake wordt ingestrueerd, ten
einde klachten te voorkomen.
TOEPASSING VAN ARTIKEL 15 DER STATUTEN
14
VONNIS RAAD VAN BEROEP
Het Hoofdbestuur heeft in zijn vergadering van 25 Sept.
ingevolge artikel 15 der Statuten besloten de straf van
waarschuwing toe te passen op de N.V. Meteor Film, ge
vestigd te Amsterdam, zulks op grond van de overweging:
dat uit de verklaringen van den heer H. S. Boekman,
directeur van het Filmverhuurkantoor Filmtrust te Amster
dam en de heeren J. Aalbers en C. A. Bruyn, resp. directeur
en commissaris van de N.V. Meteor Film te Amsterdam
is gebleken, dat de heer Boekman in of omstreeks 1942
aan den heer Ch. Nussbaum heeft verkocht twee
copieën van de film „Drama in Shanghai", één copie van de
film „Kapitein Nollanard" en één copie van „De Onnoozele",
zulks met inbegrip van alle rechten, tezamen voor den prijs
van )s en voorts, dat de N.V. Meteor Film op of
omstreeks 6 September 1945 de exploitatierechten van deze
films heeft betrokken van den heer Nussbaum voornoemd,
waarbij werd overeengekomen, dat aan den heer Nussbaum
55 /0, althans een zeker percentage, van de opbrengst der
films zou worden uitgekeerd, terwijl aan den heer Boekman,
ingevolge een met hem door de N.V. Meteor Film gesloten
overeenkomst, 25% van de opbrengst uit de vroeger door
hem aangegane en nog af te werken contracten betreffende
de exploitatie van deze films, en 10% van de opbrengst
uit de nieuw af te sluiten contracten werd toegezegd;
dat de N.V. Meteor Film dus thans films exploiteert,
welke zij heeft betrokken van een niet-lid, hetwelk niet is
geplaatst op de zoogenaamde „Lijst van Geen Bezwaar"
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond;
dat zulks oplevert overtreding van het bepaalde in art.
4A van het Bedrijfsreglement op de Lijst van Geen Bezwaar
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond;
dat de N.V. Meteor Film tot haar verontschuldiging heeft
aangevoerd, dat zij met het bestaan dezer bepaling niet op
de hoogte was, en dat zij zich tevoren omtrent de overname
van de films met den oorspronkelijk rechthebbende, den
heer Boekman, heeft verstaan;
dat deze verontschuldiging echter niet kan worden aan
vaard;
dat hier bovendien sprake is van overtreding van het
bepaalde in art. 8A van het Algemeen Bedrijfsreglement
van den Nederlandschen Bioscoop-Bond, aangezien het tus-
schen de N.V. Meteor Film en den heer Nussbaum gesloten
contract, inhoudende, dat laatstgenoemde, aan wien de films
volgens verklaring van de N.V. Meteor Film en volgens zijn
eigen verklaring, in eigendom toebehooren, een bepaald per
centage van de opbrengst der films zal ontvangen, in feite
beteekent de exploitatie van een nieuw filmverhuurkantoor,
waarvoor een schriftelijke toestemming van het Hoofdbestuur
is vereischt, welke toestemming gevraagd noch verkregen is;
dat hierbij nog buiten beschouwing blijft de vraag, of de
directie van de N.V. Meteor Film in moreel opzicht en van
een collegiaal standpunt bezien juist heeft gehandeld, toen
zij de films betrok van den heer Nussbaum, wetende dat
deze films afkomstig waren van den heer Boekman en weten
de, althans redelijkerwijze kunnende vermoeden, dat deze ze
van de hand had gedaan in een noodtoestand, althans onder
den dwang der zeer ongunstige omstandigheden, welke als
gevolg van de Duitsche bezetting voor hem persoonlijk wa*ren
ontstaan, in stede van den heer Boekman gelegenheid te
geven zich weder in het bezit van zijn films te stellen;
dat een disciplinaire bestraffing van de N.V. Meteor Film
op haar plaats is;
dat het Hoofdbestuur vooralsnog ermede wil volstaan, eei,
ernstige waarschuwing tot deze onderneming te richten.
De Raad van Beroep (Eerste Kamer) van den Nederland
schen Bioscoop-Bond, ingevolge de Statuten en het Arbitrage-
Bondsreglement van dien Bond benoemd en aangewezen als
arbitrage-college voor de beslechting van geschillen in tweede
en hoogste instantie tusschen leden van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond, bij ontstentenis van zoowel het lid-Voorzitter
als het Kd-Plaatsvervangend Voorzitter met algemeene stem
men den heer Ch. van Biene te Arnhem als zijn Voorzitter
aangewezen hebbend, heeft in zijn zitting van Maandag 26
November 1945 in hoogste instantie de vblgende uitspraak
gedaan inzake het door R.K.O. Radio Films N.V., gevestigd
en kantoorhoudende te Amsterdam aan de Keizersgracht 698,
ten deze domicilie kiezend ten kantore van den heer Mr. A.
W. Kymmell, Museumplein 10 te Amsterdam, bij schrijven
van 12 November j.1. aanhangig gemaakte hooger beroep van
het vonnis der Commissie van Geschillen, gewezen op 29 Oc-
tober 1945, inzake een geschil tusschen den heer R. Uges Jr.,
wonende te,Rijswijk Z.-H., exploitant van het Apollo Theater
te 's-Gravenhage, Spuistraat 19, ten deze domicilie kiezend
ten kantore van den heer Mr. W. C. van Heuven, Keizers
gracht 636 te Amsterdam (geïntimeerde, oorspronkelijk
eischer) en R.K.O. Radio Films N.V. voornoemd (appellante,
oorspronkelijk gedaagde):
De Raad van Beroep (Eerste Kamer) van den Nederland
schen Bioscoop-Bond: