15
in aanmerking nemende:
dat appellante als hare grieven tgen het vonnis der Com
missie van Geschillen in hoofdzaak heeft aangevoerd:
Ie. dat de Commissie van Geschillen geen rekening heeft
gehouden met de door de Nederlandsche Regeering getroffen
deviezenregeling, welke medebrengt, dat slechts een gering
percentage van de opbrengst der Amerikaansche films in
deviezen beschikbaar v/ordt gesteld en het resteerende bedrag
hier te lande wordt geblokkeerd, terwijl het den Amerikaan-
schen belanghebbenden onder de huidige omstandigheden en
mede tengevolge van de belemmerende bepalingen van den
Nederlandschen Bioscoop-Bond niet mogelijk is hier de ge
blokkeerde gelden naar eigen inzicht te besteden;
2e. dat de Commissie van Geschillen uit het oog heeft ver
loren, dat appellante juridisch wel een Nederlandsche rechts
persoon, doch materieel een Amerikaansche onderneming is,
waarvoor slechts om utiliteitsredenen de vorm van een Neder
landsche vennootschap is gekozen;
3e. dat anders dan de Commissie meent het door
appellante van Phil Reisman ontvangen telegram niet slechts
inhoudt een opdracht om den import van films en het maken.
van nieuwe contracten te staken, doch zeer zeker ook om
vanaf het oogenblik van de ontvangst van bedoeld telegram
zich te onthouden van het distribueeren van films;
4e. dat de Commissie ten onrechte heeft overwogen, dat
appellante geen recht zou hebben eenzijdig de tusschen haar
en geïntimeerde bestaande overeenkomst van 28 Juni 1939
te verbreken, aangezien hier geen sprake is van verbreking
eener overeenkomst, doch van niet-nakoming tengevolge van
overmacht; dat bovendien van appellante op grond van de
nieuwe deviezenbepalingen nakoming dezer overeenkomst in
redelijkheid niet meer kan worden gevorderd; dat geïntimeer
de geen belang heeft bij levering der films in kwestie, welke
verouderd zijn en aan de gewijzigde smaak van het publeik
niet meer beantwoorden;
5e. dat appellante, zulks in tegenstelling met de meening
van de Commissie van Geschillen, zeer terecht een beroep
heeft gedaan op de instructies van haar Amerikaansche
superieuren, en de Commissie de verhouding van appellante
tot deze superieuren zeer zeker had behooren te begrijpen en
naar waarde te schatten;
dat appellante op grond van het bovenstaande concludeert,
dat het den Raad van Beroep behage het vonnis van de Com
missie van Geschillen (Eerste Kamer), gewezen tusschen
partijen op 29 October 1945, te vernietigen en opnieuw recht
doende de vordering vangeïntimeerde af te wijzen, althans
hem niet-ontvankelijk te verklaren, met veroordeeling van
geïntimeerde in de kosten, zoowel in eersten aanleg als in
appèl, terwijl appellante den Raad tevens verzoekt het con
tract tusschen appellante en geïntimeerde, waarvan hier
sprake is, voor ontbonden te verklaren;
dat geïntimeerde hiertegen in hoofdzaak heeft aangevoerd,
voor wat de verschillende grieven van appellante aangaat:
Ie. dat appellante verzuimd heeft rekening te houden met
het Filmdistributiebesluit van den Nederlandschen Bioscoop-
Bond, hetwelk in art. 3 bepaalt, dat alle overeenkomsten in
zake den verhuur en huur van films, als bedoeld in art. 1
der Algemeene Voorwaarden van Verhuur en Huurvan
Films, welke door de bezettingsmaatregelen niet konden
worden uitgevoerd, geacht worden voor den geldigheidsduur
van dit Besluit van kracht te zijn en worden uitgevoerd, als
hadden voormelde maatregelen niet gegolden, zulks rr/et in
achtneming van het bepaalde in art. 6 en tenzij zij in strijd
zijn met de overige bepalingen van dit Besluit;
dat ook de billijkheid en het gebruik vorderen, dat deze
overeenkomsten worden uitgevoerd, zulks temeer, daar er geen
sprake is van een inmiddels plaats gehad hebbende fundamen-
teele wijziging in de verhouding tusschen filmverhuurder en
exploitant;
dat appellante kort na 5 Mei 1945 wel films heeft gele
verd ter afwerking van oude contracten, terwijl toen in het
geheel geen mogelijkheid bestond om geld naar Amerika over
te maken;
dat de overeenkomst in kwestie in 1939 tusschen Neder
landsche partijen is gesloten, zoodat de eene partij er geen
bezwaar tegen kan maken, dat de andere partij aan zijn ver
plichtingen, voortvloeiende uit deze overeenkomst, voldoet in
Nederlandsch wettig betaalmiddel;
2e. dat men juridisch te maken heeft met een Nederland
sche' naamlooze vennootschap, die, wat besteding en belegging
der door haar ontvangen gelden betreft, gelijk staat met andere
Nederlandsche ondernemingen;
3e. dat appellante het telegram van Phil Reisman in haar
beroepschrift verkeerd heeft geciteerd; dat de zinsnede: „no
further rights to distribute our pictures in Holland" ongetwij
feld niet de Nederlandsche onderneming R.K.O. Radio Films
N.V., doch de Amerikaansche onderneming R.K.O. Radio
Pictures Inc., betreft; dat de oude contracten, door appellante
met exploitanten in Nederland gemaakt, in het telegram niet
worden genoemd; dat hier derhalve geen sprake is van de
instructies, waarop de tegenpartij zich beroept;
4e. dat geïntimeerde, voor wat deze grief aangaat, verwijst
naar hetgeen de eerste grief van appellante heeft opgemerkt;
dat geïntimeerde hieraan wil toevoegen, dat de bewering van
appellante, als zou geïntimeerde geen belang hebben bij leve
ring van oude Amerikaansche films, allen grond mist; dat
immers, zooals algemeen bekend is, de filmvoorraad hier fe
lande beperkt is en het publiek voor oude films, vooral in
dien zij behooren tot de Amerikaansche productie, zeer veel
interesse heeft;
5e. dat, ook, indien het telegram van Phil Reisman'instruc
ties, als door appellante bedoeld, zou hebben ingehouden,
hetgeen geïntimeerde betwist, geïntimeerde toch nooit de
dupe mag worden van een ingrijpen van derden in de door
hem met appellante aangegane overeenkomst;
dat geïntimeerde den' Raad van Beroep dan ook verzocht
het door appellante aanhangig gemaakte hooger beroep te
verwerpen, het vonnis der Commissie van Geschillen te be
vestigen en appellante te veroordeelen om aan geïntimeerde
ter vertooning op de in den eisch gestelde data te1» leveren
de copieën der films „Swiss Family Robinson" en ,,The
Saint in London" onder verbeurte van een dwangsom van
per film en per vertooningsweek voor iedere week,
dat appellante met deze levering in gebreke blijft, onvermin
derd het recht op schadevergoeding conform het bepaalde
in art. 7 van de Algemeene Voorwaarden van Verhuur en
Huur van Films;
dat geïntimeerde het verzoek van appellante aan den Raad
om het tusschen partijen bestaande contract voor ontbonden
te verklaren, niet voor inwilliging vatbaar acht, daar appel
lante, indien zij omtrent dit punt een uitspraak van het
arbitrage-instituut van den Nederlandschen Bioscoop-Bond
wilde verkrijgen, daaromtrent bij de behandeling van het
onderhavige geschil in eersten aanleg, een tegenvordering had
behooren in te stellen, doch thans, nu een dergelijke uitspraak
in eersten aanleg gevraagd noch gegeven is, omtrent dit punt
niet meer een beslissing kan uitlokken, op grond waarvan
geïntimeerde concludeert, dat het den Raad behage, appellante
in deze vordering niet-ontvankelijk te verklaren:
Overwegende:
dat het bestaan van het contract van 28 Juni 1939 door
beide partijen wordt erkend; dat op dit contract, hetwelk ge
durende de bezetting tengevolge van overmacht niet is kunnen
worden uitgevoerd, van toepassing is het Filmdistributiebe
sluit van den Nederlandschen Bioscoop-Bond, waaruit volgt,
dat de expiratiedatum geacht moet worden met een termijn,
gelijk met dien gedurende welken de uitvoering van het con
tract onmogelijk was, te zijn opgeschoven;
dat uit het vorenstaande volgt, dat appellante verplicht
is overeenkomstig haar contract met eischer aan dezen de
films „Swiss Family Robinson" en „The Saint in London" te
leveren, zooals gevorderd is;
dat de Raad onderschrijft de overweging van de Commissie
van Geschillen, dat in het tusschen partijen bestaande contract
geen enkel voorbehoud t.a.v. instructies van appellantes supe
rieuren is gemaakt en geïntimeerde, die slechts te maken heeft
met appellante als Nederlandsche rechtspersoon, in zijn be
langen niet geschaad mag worden door het ingrijpen van
derden;
dat de Raad, evenmin als de Commissie van Geschillen,
uit het telegram van Phil Reisman kan lezen, dat het appel
lante verboden is de tusschen haar en geïntimeerde bestaande