van het filmwezen, heeft de Minister volgens zijn verklaring gedacht aan den Nederlandschen Bioscoop-Bond, dien hij een organisatie noemt, welke veel goeds tot stand heeft gebracht. De Bond zal, naar het hem voorkomt, kunnen worden tot een op wettelijke basis steunende bedrijfsorga nisatie, waarbij de vraag van het verleenen of delegeeren van publiekrechtelijke bevoegdheden aan deze organisatie nader zal dienen te worden bestudeerd. Mede met het oog op de regelingen, welke voor het bedrijfsleven in het algemeen zijn ontworpen, zal dit punt nog menig maal een voorwerp van discussie zijn, niet alleen in de meergenoemde Commissie, maar ook in dit Orgaan. Met waardeering kan in dit verband gewag gemaakt worden van de medewerking, die het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen heeft ondervonden van den Nederland schen Bioscoop-Bond bij het tot stand brengen en uitvoeren van de regeling voor den import van films en het beheer van de daarvoor beschik baar gestelde deviezen. Voorts uitte de Minister zijn waardeering voor de belangstelling, welke de Bond betoont voor de cultureele beteekenis van de film. Het moge ons veel voldoening geven, dat, zoo wel door het feit, dat de Minister den Bond erkent als representant van het Nederlandsche film- en bioscoopbedrijf als in de waardeering voor de organisatie, een zekere erkenning ligt opgesloten van het beroep der aangesloten ondernemers. Niettemin bevat de rede van den Minister toch eenige elementen, welke bestudeering onzerzijds noodzakelijk maken.,,Wij zullen voldoende ge- legenheid'hebben hierop nader terug te komen. Door dê aanwijzing van niet minder dan drie vertegenwoordigers van den Bond in de Com missie wordt de beteekenis gedemonstreerd, welke het Hoofdbestuur aan de werkzaamheid dezer Commissie hecht. Anderzijds wekt het vertrouwen, f dat de Minister voor den Bond de mogelijkheid heeft willen openen in zulk een ruime mate aan de werkzaamheid der Commissie deel te nemen. De Nederlandsche Bioscoop-Bond zit thans met de Overheid aan één tafel en dat heeft voor de ouderen onder ons, die zich de negatie van het film en bioscoopbedrijf bij de voorbereiding en totstand koming van de Bioscoopwet zullen herinneren, zijn speciale beteekenis. Het beteekent eigenlijk de ge schiedenis van een kwart eeuw. De Bioscoop-Bond intusschen is niet alléén te gast. Er zijn meer tafel- genooten, wien men misschien zou willen tegen werpen, dat zij nog geen tijd gehad hebben te be wijzen, dat zij de plaats, die zij met den Bond deelen, waard zijn. Dit moge de ci-devants onder ons, en meer speciaal hen, die zweren bij de kracht onzer organisatie en deze kracht zien liggen in haar isolement, niet bevredigen. Niemand, die hiervoor meer begrip heeft dan wij. Men kan echter niet over het hoofd zien, dat de oorlog ons land mate rieel weliswaar heeft stilgelegd en teruggezet, doch in het maatschappelijk ontwikkelingsproces een versnelling heeft teweeg gebracht. Daarom is thans meer mogelijk dan voor den oorlog het geval was. En onze samenleving is er, ook in haar onder- deelen, ook in de filmwereld, zóó gaan uitzien, dat de aspecten van publieken en algemeenen aard, voorheen vaak verscholen, thans duidelijk naar voren treden. Zij vragen om regeling en daarbij zal zonder twijfel van de interne juris-dictie der onderschei^ dene groepeeringen en schakeeringen op het maat schappelijk terrein geofferd moeten worden. Dit offer vereischt moed en goed begrip, maar ook kracht. Goed zal het pas zijn, indien ook de over heid offert. Het vraagstuk zal dan nog slechts loopen over het tracé van de scheidingslijn. Moge deze juist getrokken worden! Dan lijken ons de vele belangen, die op het spel staan, voor de toekomst het best gewaarborgd en gediend. AANMELDING DONATEURSCHAP Voor het donateurschap van den Bond hebben zich aangemeld: de heer L. B. Kagenaar te Utrecht (kino-appara- enfabriek); de Nederlandsche Siemens Maatschappij N.V. te 's-Gravenhage Kinotechnisch bureau); de Nederlandsche Western Electric N.V, te Amsterdam (Import, groot-, tusschen- en klein handel in theaterapparaturen en toebehooren). Eventueele bezwaren tegen de toelating gelieve men binnen acht dagen na ontvangst van deza publicatie schriftelijk bij het Bondsbureau in te dienen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 6