Uaa>i£emó &acfMad £te ïïlaa^ode £le ïlieuut-e Qowicmi bedrijfsleven moet beteekenen. Ufa en Tobis heb ben we achter den rug. Het heeft heel weinig zin om van Amerikaanschen kant met andere dan zake lijke argumenten aan te komen en, gelijk bijvoor beeld in den bovengenoemden open brief, de Ne derlanders van nazi-methoden te betichten, omdat het kapitaal achter het Nederlandsche bioscoop bedrijf in geen verhouding staat tot het Amerikaan- sche filmkapitaal, zoodat een afzet tegen de wen- schen van dit filmkapitaal ondemocratisch zou zijn. Dit is allemaal dwaasheid. Als de Amerikaansche filmmaatschappijen in ons (and haar films willen vertoonen, spreekt het van zelf, dat dit zal geschieden in de organisatievormen, die hier gedurende ruim 25 jaar zijn opgebouwd. Alle andere filmproduceerende landen kunnen zich in die vormen schikken, de samenwerking met de hngelschen is uitstekend, het is dus niet in te zien waarom de Amerikaansche maatschappijen, als zij, gelijk zij zeggen te willen, op faire wijze hier zaken willen doen, niet binnen dien vorm opgenomen zouden willen worden. Het spreekt vanzelf, dat wij de Amerikaansche films missen. Voor een belangrijk deel heeft het publiek zijn „filmopvoeding1' van de Amerikaan sche film gekregen, maar een gevaar van een monopolie-positie van de Amerikaansche film of zelfs van een overheerschende positie is ook buiten den Bond om inderdaad als een gevaar te voelen. Ons land heeft altijd in ruime mate open gestaan voor stroomingen uit het buitenland en wij moeten zien, dat onze bioscopen open blijven voor Fransche, Engelsche, Russische, Zwitsersche, Deensche en andere films. Men moet niet vergeten, dat zeer voortreffelijke films als de Deensche Roode Aarde en de Zwitsersche Laatste Kans, die hier thans een groot publiek kunnen vinden, dit lang niet in die mate gevonden zouden hebben, of zou den kunnen vinden, indien de Amerikaansche film de bioscopen min of meer zou beheerschen. Er zijn in ons land groote groepen, die bezwaren hebben tegen de film en anderen vreezen van de film allerlei invloeden van moreele modevorming, die zeker niet zonder gevaar zijn. Ook daarom is con cludeerend wel vast te stellen, dat afgezien van de zakelijke motieven, welke de Bioscoop-Bond uiter aard in ruime mate met zijn strijd heeft ten aanzien van de onafhankelijkheid van het bioscoopbedrijf, deze strijd toch nog andere kanten heeft van zeker even groote beteekenis, in zooverre hij ruimte kan scheppen voor een internationaal zooveel mogelijk gevarieerd filmprogramma, dat de moreele influen- ceeringen eer in de breedte dan in de diepte zal voeren. Amerikaansche films zijn ons welkom, maar in een mate en een selectie, die wij, evenals met films van andere landen het geval is, zooveel mogelijk zelf in handen willen hebben. Vooralsnog lijkt dit geen nazi-eisch." Dit blad eindigt zijn beschouwing van 6 April over het conflict met de conclusie: „Het bestuur van den Bioscoop-Bond, dat in deze actie ook verzekerd is van den steun der regeering, is overtuigd, dat het ook aanspraak kan maken op de sympathie van de bioscoopbezoekers, daar het hier gaat om een cultureel belang: het verkrijgen van de beste films, die beschikbaar zijn." „Een bemoedigend perspectief" Het artikel van 6 April over den strijd in het bioscoopbedrijf, die, volgens dit blad, een bemoe digend perspectief opent, eindigt als volgt: „Goed beschouwd hebben de Nederlandsche exploitanten thans hun vrijheid herkregen door de onhandelbaarheid der opdringers van het star systeem en wij hopen, dat zij daar een vruchtbaar gebruik van zullen maken. Nu zijn zij althans in staat uit heel de wereld productie de beste exemplaren der filmkunst te kiezen en daarmee alree begonnen. Ten bewijze van dit laatste werd ons de zeer geslaagde Zwit sersche film „De laatste kans" vertoond. Maar ook met Frankrijk, Rusland en de Scandina vische landen is contact gezocht en verkregen en zoo zijn sinds Januari reeds een 300-tal rolprenten geïmporteerd. Ook zonder de 100 Amerikaansche (van andere maatschappijen) zouden zij in de be hoefte van een vol jaar voorzien. Het ligt overigens geenszins in de bedoeling het goede Amerikaansche product af te wijzen, maar de bond heeft schoon gelijk zich onder de ver maning nog wel, dat we Amerika onze dankbaar heid moeten toonen geen Kitsch in de handen te laten stoppen, terwijl hij lijdelijk moet toezien, dat in de kluizen der trust hier te lande waarde volle copieën worden vernietigd. Wij krijgen den indruk, dat de machtige trust bezig is eigen glazen in te gooien en dat dit twee gevecht van David en Goliath op een Schriftuurlijk einde zal uitloopen. Er behoeft dunkt ons niet aan getwijfeld, dat ons Nederlandsche publiek zich zonder aarzelen aan de zijde van de ondernemende exploitanten zal scharen." „Het gaat om cultureele waarden" In een uiteenzetting, d.d. 6 April, van dit, te den Haag verschijnend, dagblad, lezen wij onder meer: „Dat wij (voorloopig) een aantal van de beste Amerikaansche films moeten missen, valt te betreu- 10

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 11