Staten zelf een proces aanhangig gemaakt hebben
wegens overtreding van de Anti-Trustwet. Als
woordvoerder van deze ongure moneymakers is
opgetreden een zekere Engelsche heer Sam Har-
ris, die zich met een open brief tot den Neder-
landschen ministerpresident heeft gericht, welk
document men overigens teveel eer bewijst, door
zich er in ernst mee bezig te houden. Het doel van
deze lieden is even radicaal als eenvoudig. Zij
willen door hun financieele machtspolitiek aan
het zelfstandige bestaan van het Nederlandsche
bioscoopbedrijf een eind maken ten behoeve van
de belangen van hun aandeelhouders. Dat betee-
kent, dat het Nederlandsche bioscoopbedrijf op
zou treden als filiaalhouder van het Amerikaan-
sche filmkapitaal. Het zou beteekenen, dat uitslui
tend deze Amerikaansche kongsi zeggenschap zou
hebben over het in ons land te vertoonen pro
gramma, met andere woorden, dat ons volk, ook
en vooral cultureel gesproken, op genade en on
genade zou zijn overgeleverd aan de willekeur en
dus aan den smaak of den aparten wansmaak van
de Amerikaansche filmmagnaten. Hier ligt het
zwaartepunt van dit conflict. Het gaat hier tegen
de hegemonie van een principieel a-cultureele be-
langen-kongsi, het gaat om het behoud van de
zakelijke onafhankelijkheid van het Nederlandsche
bioscoopbedrijf, dat in staat moet zijn, zelf zijn
programma uit alle filmproduceerende landen sa
men te stellen, het gaat tenslotte om de geestelijke
belangen van ons volk, die alleen gediend kunnen
zijn met een onafhankelijke en veelzijdige inwer
king van buitenlandsche cultureele en kunstzinnige
stroomingen en manifestaties, die door critische
vergelijking kunnen opgroeien tot een oordeel des
onderscheids.
Teruggebracht tot zijn eenvoudigste proporties,
zouden wij het voor dit bijzondere geval zoo wil-
DE NEDERLANDSCHE BIOSCOOP EXPLOITANTEN ANTWOORDEN DE M.P.E.A.
Het artikel van Samuel Harris uitgever van
het in Engeland verschijnende filmorgaan „The
Cinema" en handelaar in bioscopen in het num
mer van zijn orgaan van 23 Januari 1946, dat van
uit Den Haag ,,en facsimilé" in groote getale in
ons land is verspreid, de verklaring in de „Motion
Picture Herald" van 2 Februari 1946 van den
heer F. Allport, vertegenwoordiger voor Europa
van de Motion Picture Association of America
(de vroegere Hays-Organization) en de onjuiste
mededeelingen, die de heer Kahn, Managing
Director van de M.P.E.A. Inc., aan de Nederland
sche pers heeft gedaan, hebben de gezamenlijke
bioscoopondernemingen van Nederland in het ge
weer geroepen.
In een achttal vergaderingen, die gehouden zijn
in Amsterdam, Deventer, Groningen, Den Haag,
Roermond en Rotterdam, waarvoor een ongeken
de belangstelling bestond, hebben de acht afdeelin-
gen eensgezind een voor de leden en de afdee-
lingen bindend besluit genomen, dat hierop neer
komt:
.Overwegende:
dat door publicaties in de buitenlandsche pers een
onware voorstelling is gegeven van den gang van
zaken in het Nederlandsche film- en bioscoopbe
drijf, met name in een artikel van den heer S. Harris
en in een verklaring van den heer F. Allport, waarin
o.m. wordt gesuggereerd, ,,dat dit bedrijf aan de
dictatuur eener minderheid is overgeleverd";
dat eenige Nederlandsche filialen van Ameri
kaansche ondernemingen zonder opgave van rede
nen het lidmaatschap van den Bond hebben opge
zegd, desgevraagd naar de beweegredenen niet
hebben geantwoord en door middel van den ver
tegenwoordiger eener inmiddels gevormde trustee
hebben verklaard op dit lidmaatschap geen prijs te
stellen en iederen vorm van samenwerking met den
Bond af te wijzen;
Gezien:
het bepaalde sub art. 4 A. van het Bedrijfs-
reglement op de Lijst van Geen Bezwaar, als
mede van het bepaalde sub artt. 6 en 21 van het
Uniform Reglement van de Provinciale en Plaat
selijke Afedelingen van exploitanten;
Besluit:
a. de tot dusverre dooi1 het Hoofdbestuur terzake
gevolgde gedragslijn zonder voorbehoud goed
te keuren en dit college iederen steun te geven,
welke het verder bij de uitvoering van zijn taak
mocht noodig hebben;
b. niet alleen het bepaalde sub art. 4 A. van het
Bedrijfsreglement op de Lijst van Geen Bezwaar
stipt na te leven, ten aanzien van de naleving
hiervan vanwege het Hoofdbestuur te verlangen
een streng toezicht en gereede bestraffing bij
overtreding, maar tevens vanaf heden met de in
den aanhef bedoelde onderneming (en) of met
haar vertegenwoordigers in geenerlei zakelijke
relatie te treden of verbintenissen aan te gaan
op het gebied van het film- en bioscoopbedrijf of
eenig aanverwant bedrijf, waaronder mede te
verstaan het bezoeken van tradeshows dezer
onderneming(en), het ingaan op aanbiedingen
in welken vorm ook, het aanknoopen van onder-
handelingen;
c. dit besluit ter kennis te 'brengen van het Hoofd-
bestuur en dit college te machtigen daaraan de
publiciteit te verleenen, welke het noodig oor-
deelt."
19