stem moeten verheffen om den eisch te stellen, dat onze bioscoopwereld bij haar film-import wat min der rekening zou houden met de contracten en wat meer met het verlangen van het publiek de beste films der wereldproductie, en alléén de beste, te zien. Uit dezen eisch zijn destijds juist de vereeni- gingen van filmliefhebbers voortgekomen, die geen gehoor kregen bij de filmhandelaars en dus zelf aan het werk gingen- om films in te voeren, die zij wil den zien. Hier gaat het immers om. Wij moeten films invoeren, die we willen zien en geen films, die anderen ons willen laten zien. Ün eigenlijk is deze overweging de oorzaak van het conflict, met het gevolg, dat wij thans inderdaad te zien zullen krijgen, wat we hebben willen. Deze situatie is uniek in de geschiedenis van de Nederlandsche bioscopen en het ware te wenschen, dat zij besten digd kon worden. Mr. Kahn, de manager van de zoojuist genoemde Association, heeft op een persconferentie verklaard, dat zijn maatschappij zou doorzetten en niet aan de overwinning twijfelde, maar hij ging wat ver in zijn beweringen, toen hij openbaarde, dat de Ne derlandsche regeering achter hem Stond, zooals eenige weken geleden een zekere Samuel Harris wat ver ging, toen hij in een open brief aan den minister-president constateerde, dat de Amerikaan- sche maatschappijen meer rechten hadden, omdat zij grooter en rijker zijn dan vele andere. De houding van den Bioscoop-Bond, die volstrekt niet strijdlustig, doch wel vastbe raden was, veranderde daar niet door en dit kon ook niet, omdat een toegeven zou beteekend hebben den ondergang van een vrije filmcultuur in Nederland, Overigens had de Bond een les getrokken uit een gelijk conflict in andere landen. Zoo heeft Denemarken b.v. volledig ge broken met de bovengenoemde associatie, omdat het vrij wil zijn en de grootste waarde hecht aan de simpele stelling, dat men zelf moet uitkiezen, wat men wil zien en lezen en hooren. De vraag is nu: Wat zal de associatie gaan doen? Zij heeft het plan om haar producten, die we alleen nog maar van naam kennen, aan te bieden aan de bioscoop exploitanten afzonderlijk. Deze exploitanten echter zijn allen lid van den Bioscoop-Bond en het is dus de vraag, of zij een breuk met den Bond zullen ris- keeren om een avontuur te beginnen, wetend, dat zij voor meer dan een jaar over goede films kunnen beschikken, indien zij den status quo handhaven. De eenige oplossing in dit onaangename conflict lijkt wel een overeenkomst, die gegrond is op rede lijke winsten en voor alles op den vrijen wil. Laten we hopen, dat men het daar heen leiden kan." BESLISSINGEN LEDENRAAD. De Ledenraad heeft in zijn vergadering van 19 Maart 1946 eenige hooge beroepen behandeld, in gesteld ex art, 13 van het Algemeen Bedrijfs- reglement, door: den heer Th. M. J. Desmet te Amsterdam van de beslissing van het Hoofdbestuur d.d. 17 Öcto- ber 1945, waarbij aan genoemden heer toestemming tot het gaan exploiteeren van een nieuwe perma nente bioscoop in het gebouw van het voormalige Rika Hopper Theater te Amsterdam werd gewei gerd. Beschikkende op dit hooger beroep heeft de Ledenraad besloten, de beslissing van het Hoofd bestuur te vernietigen en alsnog de gevraagde toe stemming te verleenen; de heeren Gebrs. E. J. H. J. Veenhuizen te Hengelo, van de beslissing van het Hoofdbestuur dd. 9 Februari 1946, waarbij aan genoemde heeren toestemming is geweigerd tot het gaan exploiteeren van een nieuwe permanente bioscoop in gebouw Centraal te Haaksbergen. Beschikkende op dit hooger beroep heeft de Ledenraad besloten, de beslissing van het Hoofd bestuur te vernietigen en alsnog de gevraagde toe stemming aan de Gebrs. Veenhuizen te verleenen, zulks onder bepaalde voorwaarden; den Voorzitter van den Afdeelingsraad van den Nederlandschen Bioscoop-Bond van de beslissing van het Hoofdbestuur dd. 29 November 1945, waarbij aan de heeren W. Hulshoff-Pol en P. J. van Moock te Amsterdam toestemming is verleend tot het gaan exploiteeren van een nieuwe permanente bioscoop in het pand Tolstraat 160 te Amsterdam (Cultura Theater). Beschikkende op dit hooger beroep heeft de Ledenraad besloten dit ongegrond te verklaren en de beslissing van het Hoofdbestuur te bevestigen; de Firma A. H. W. Bouts L. L. Putzeys te Lutterade van de beslissing van het Hoofdbestuur dd. 3 Januari 1946, waarbij aan genoemde firma toestemming tot het gaan exploiteeren van de per manente bioscoop Luxor Theater te Sittard werd geweigerd; de heeren J. F. Overbeek, A. G. J. H. Koen- derink en G. H. A. Ordelmans te Haaksbergen van de beslissing van het Hoofdbestuur d.d. 9 Februari 1946, waarbij aan genoemde heeren toestemming is geweigerd tot het gaan exploiteeren van een nieuwe permanente bioscoop in het Patronaats gebouw te Haaksbergen; den heer G Vos te Steenwijk van de beslissing van het Hoofdbestuur dd. 31 December 1945, waarbij aan genoemden heer toestemming is gewei gerd tot het gaan exploiteeren van een nieuwe per manente bioscoop te Steenwijk. Beschikkende op de laatste drie hooger beroe pen heeft de Ledenraad besloten deze ongegrond te verklaren en de beslissingen van het Hoofd bestuur te bevestigen. 21

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 22