die in 1935 Louis Lumière, in tal van landen
onderscheiden en hoogelijk geëerd, in ons land
van de zijde der autoriteiten is ten deel gevallen.
(Het Amsterdamsche Gemeentebestuur maakte
hierop een gunstige uitzondering). Het heeft
toen heel wat voeten in de aarde gehad om
den heer Lumière door een vertegenwoordiger
der regeering te doen ontvangen. Een receptie van
regeeringswege was vanwege den „zorgelijken
toestand van 's lands financiën" niet mogelijk.
Tenslotte ontving de toenmalige minister van
Onderwijs, de heer Slotemaker de Bruine den
hoogen gast voor eenige oogenblikken in zijn
werkkamer. De belangstelling van overheidswege
voor de groote herdenkingsbijeenkomst in het
Koloniaal Instituut te Amsterdam was bepaald
bedroevend.
Wij waren toen schatrijk, maar beseften het
niet; wij waren arm aan levensstijl en levenskunst.
Wij konden ons vrij door de wereld bewegen,
maar hadden geen begrip voor onze internationale
positie, wij waren een modern volk, maar mis
kenden de modernste uiting der beschaving. Het
40-jarig bestaan der cinématographie vierde de
Bioscoop-Bond alléén; nolens volens.
We zijn nu tien jaar verder en er is een wereld
veranderd in ons kleine land. Wij zijn straatarm
misschien, maar rijk geworden in velerlei opzicht,
aan sociaal en maatschappelijk begrip, aan cultu
reel besef, aan internationale politesse en nationale
waardigheid. Deze vooruitgang manifesteert zich
mede in de belangstelling van de overheid voor
tal van uitingen van het openbare leven. Voor
wat het filmwezen aangaat, hebben we er in dit
orgaan meermalen op gewezen. Zij werd nog eens
op gelukkige wijze geaccentueerd tijdens het
Fransche bezoek. Het Hoofdbestuur mocht den
heer Secretaris-Generaal van het Departement
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen on
der zijn gasten tellen tijdens de bijeenkomst in de
Pays-Bas te Amsterdam en Zijne Excellentie de
Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen verraste zijn gasten met een ontvangst ten
Departemente, die brak met iedere conventie en
waaraan de Franschen, zooals uit de correspon
dentie blijkt, met erkentelijkheid en het grootste
genoegen terugdenken.
De toespraken, welke genoemde autoriteiten bij
deze gelegenheden gehouden hebben, toonen wel
aan hoeveel er ten onzent veranderd is en hoe
veel beteekenis men hecht aan de film, aan haar
kwaliteiten en de organisatie harer productie,
leverantie en vertooning.
De heer Mr. Reinink wees erop, hoe door de
film een nieuwe kunst aan de rij der oude kunsten
is toegevoegd, hoe zij haar vleugelen heeft uit
geslagen en geworden is tot een autonome en
origineele uitdrukking van menschelijke gevoe
lens en menschelijke aspiratie. Prof. van der Leeuw
constateerde, hoe de filmkunst telkens nieuw::
verschieten opent. Hij gaf zijn gasten de verze
kering, dat de Nederlandsche bioscoopwereld het
zich tot een eer zal rekenen zich te doen verrij
ken met de filmkunst en met de Fransche film
makers samen te werken aan de toekomst eener
nieuwe beschaving op het terrein van het filmwe
zen, dat zoo vol is van gevaren, van verrassingen
en beloften.
Wanneer deze nieuwe beschaving door de
Fransche week een paar stappen naderbij geko
men is, mag zij welgeslaagd heeten. Dit zal mede
afhangen van de Franschen, n.1. van de mate.
Een kijkje in een der zalen van Hotel Des
Pays Bas te Amsterdam, tijdens de toe
spraak van den heer R. Sivan, vertegen
woordiger van den Franschen Ambassa
deur, onder het déjeuner - dinatoire, dat
het Hoofdbestuur van den Nederlandschen
Bioscoop-Bond den Franschen gezant heeft
aangeboden.
Van rechts naar links: de heer Berveiller,
Attaché d' Information et de Presse, de
heer F. L. D. Strengholt, Vice-Voorzitter
van den Bioscoop-Bond, de heer R. Sivan,
Madame Sologne, de heer Mr. H. J. Rei
nink, Secretaris-Generaal van O. K. W.
en de heer Fourré - Cormeray, Directeur*
Général de la Cinématographie francaise.