schen de maatschappijen en de regeering. De film-maatschappijen moeten in den vervolge films verkoopen, aan den hoogsten bieder, zonder onderscheid te maken, in elk rayon. Het vaststellen van toegangsprijzen door een overeenkomst tusschen verhuurder en exploitant wordt als onwettig beschouwd. Gemeenschappelijk eigendom van theaters tus schen verhuurders van films wordt als onwettig be schouwd en zoogenaamde pools worden ontbon den. Het bestaande arbitrage systeam wordt gehand haafd door de uitspraak van het District Court. Films mogen worden verhuurd aan exploitanten vóór de productie en bedrijfsvertooning, maar den exploitant wordt het recht gegeven, een film te" annuleeren na de bedrijfsvertooning. Exploitanten mogen bieden en het recht verkrijgen op het huren van meer dan één film tegelijk in hun concurree- rende biedingen op de films van de gedaagde verhuurders. Hoewel de uitspraak veranderingen teweeg brengt in de bestaande structuur en handelsmetho den van de filmbranche, toch blijft het ver beneden de drastische methode van „scheiding", die door de regeerings-aanklacht geëischt was. De eerste reacties wijzen er op, dat de groote maatschappijen zich zonder al te veel stoornis zul len aanpassen binnen de periode, die haar door het Hof zal worden toegestaan voor aanpassing aan de door het Hof verlangde veranderingen in de hui dige usances en systemen. TEKST VAN HET DECREET OP DE EXPLOITATIE VAN BUITENLANDSCHE FILMS IN FRANKRIJK Hieronder volgt een vertaling van den officieelen tekst, gepubliceerd in de Fransche Staatscourant van 18 Augustus 1946, van de regeling, welke voor de exploitatie van buitenlandsche films in Frankrijk en in zijn overzeesche gebiedsdeelen is getroffen, als gevolg van de Amerikaansch-Fran- sche overeenkomst. De President van de voorloopige regeering van de Republiek; Kennis genomen hebbende van het rapport van den desbetreffenden Staatssecretaris van de Minis ters van Buitenlandsche Zaken, van Binnenland- sche Zaken, van Economische Zaken, van Finan ciën en van Overzeesche Gebiedsdeelen: Gezien de Verordening Nr. 45-1464 van 3 Juli 1945, waarbij de vertoo.ning en uitvoer van films aan een speciale goedkeuring is onderworpen; Gezien het decreet Nr. 45-1472 van 3 Juli 1945 betreffende de administratieve regeling van de toepassing der vorengenoemde verordening en spe ciaal artikel 6 daarvan; Bepaalt: Art. 1. Het huidig decreet zal geldig zijn van 1 Juli 1946 tot 30 Juni 1948. Art. 2. De exploitatie in Frankrijk van films geheel of gedeeltelijk buiten het Fransche grond gebied vervaardigd, is onder voorbehoud van de bepalingen der volgende artikelen, onderworpen aan dezelfde reglementeering als die van Fransche films. Art. 3. De programma's van elke bioscoop .moeten gedurende ten minste Vier weken per kwartaal bestaan uit Fransche films, die in haar geheel in het moederland zijn vervaardigd. Voor de toepassing van deze bepalingen worden de eer ste en tweede gedeelten van de programma's af zonderlijk beschouwd, met dien verstande, dat elk van deze gedeelten moet voldoen aan de in de vorige alinea gegeven voorschriften. Wanneer het programma een film bevat van 1300 m. in 35 mm. formaat (of van 520 m. in 16 mm. formaat) vormt dit laatste het tweede gedeel te; het is verplicht het eerste gedeelte samen te stellen uit korte films. Art. 4. De films, die gedurende de vier weken, voorzien in artikel 3 van het onderhavig decreet, zullen worden vertoond, moeten voldoen aan de condities die bij besluit van den Onderstaats secretaris bij het Presidium van de „Conseil", be last met den Inlichtingendienst, worden vastgesteld in verband met den datum van haar exploitatie goedkeuring. Art. 5. Het niet in acht nemen van een der vorengenoemde bepalingen is onderworpen aan sancties, als voorzien in de verordening van 3 Juli 1945. Art. 7. De uitvoering van de controle op de bepalingen van het huidig decreet wordt vastge steld bij besluit van den Onderstaatssecretaris bij het Presidium van de „Conseil", belast met den Inlichtingendienst. Art. 8. De bepalingen van het huidig decreet hebben geen betrekking op filmjournaals. Art. 9. Het huidig decreet is van toepassing op Algerije en op de verschillende gebiedsdeelen, ressorteerende onder het Ministerie van Overzee sche gebiedsdeelen op de voorwaarden, die zullen worden geregeld bij Besluit van den Gouver neurs-Generaal en de Gouverneurs-Generaal van de autonome gebiedsdeelen. Art. 10. De Staatssecretaris bij het Presidium van de „Conseil", de Minister van Buitenlandsche Zaken, de Minister van Binnenlandsche Zaken, de Minister van Financiën, en de Minister van Overzeesche gebiedsdeelen zijn belast, ieder voor 10

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 11