te geven van al de redevoeringen, dit zou te veel van de plaatsruimte vergen. We zullen ons dus tot een paar beperken en daaraan nog het belang rijkste ontleden. De heer Vermin, voorzitter van den N.B.B., gewaagde in een kort maar kernachtig speechje van de zegeningen en verplichtingen der goede nabuurschap en drukte de hoop uit, dat zij zou strekken tot het welzijn van het film- en bioscoop bedrijf in beide landen. De voorzitter van de Belgische organisatie, de heer Dutillieu, erkende dat, wanneer er tusschen Belgische bioscoop-directeuren gesproken wordt over beroepsbelangen men onvermijdelijk de Ne- derlandsche Bioscoop-Bond als een voorbeeld noemt, voor wat betreft organisatie en saamhoorig- heid. En dat men in België met begeerige oogen naar Nederland ziet voor wat er op organisatorisch gebied is bereikt. In België is men thans op den goeden weg, maar zoover als in Nederland is men nog niet, want in vele gevallen moet het algemeen belang het afleggen tegen persoonlijk belangetjes. De hoofd schuld daarvan moet worden geschoven op de on gebreidelde vrijheid in het fiimvak in België. In België is men ook overtuigd, dat men moet komen tot beperking van het aantal cinema's. Ook het meerendeel van de filmverhuurders is het hiermee eens, maar 'n enkel verhuurkantoor kan alle goede voornemens verijdelen en dat is inderdaad het ge val. Men hoopt in België door een wettelijke maat regel tot een regeling te komen in deze levens kwestie voor het Belgische filmwezen. Spreker stelde een dronk in op de Nederlansch-Belgische vriendschap. De heer Strengholt wees op het voor België on getwijfeld vreemde verschijnsel dat een filmver huurder, de voorziter van de Afdeeling Filmver huurders, op dit feest is. Dat is een van die vreem de dingen, die zij hier in Nederland kunnen con- stateeren, maar juist een van die dingen, die in Nederland 't front van al de betrokkennen bij film en bioscoopbedrijf sterk maakt, en waardoor ieder, die probeerde dit front te doorbreken zich te pletter heeft geloopen. Wij kunnen in Nederland over verschillende punten van meening verschillen, maar bij allen staat voorap het belang van de organisatie. De heer Strengholt eindigde met den wensch dat België en Nederland in de jaren, die voor ons liggen, vele vriendschapsbanden met elkaar mogen hebben. Van de verdere redevoeringen we moeten ons beperken willen we nog wijzen op de belang rijke woorden van den heer Toussaint, technisch adviseur van de Belgische organisatie. Hij sprak eerst eenige woorden in het Nederlandsch om daarna in het Fransch een overzicht te geven van de positie van 't bioscoopbedrijf in zijn organisatie in België. Wanneer men in België een organisatie had bezeten als de Nederlandsche zouden de zaken beter zijn gegaan. De heer Dutillieu aanvaardde de verantwoordelijkheid om op te komen voor de belangen van de Belgische exploitanten. Maar elke poging om tot hechte organisatie te komen, mis lukte door toedoen van Amerikaansche huizen in België. Men doet het daar voorkomen alsof men niet gemachtigd is om in zoo'n 'delicate kwestie te handelen, maar er is een slechte wil bij de Ameri kanen om met de Belgische exploitanten samen te werken. De heer Toussaint pleitte niet alleen voor een samengaan voor Nederland en België, maar internationaal tegen het kapitalisme-in-de-cinema uit den vreemde. De verschillende redevoeringen werden steeds door applaus gevolgd en hieruit bleek wel, hoe zeer de sprekers den juisten toon hadden getroffen. Belgische collega's op het Bondsbureau. Links van den Voorzitter de heer H. Dutillieu, voorzitter van de Vereeniging der Kinemabestuurders uit Brussel, rechts de heer L. Hendrickx uit Antwerpen, Vice-voörzitter.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1946 | | pagina 4