nieuwe filmproductiezaken, drie nieuwe verhuur
kantoren, alsmede van twee nieuwe buitenland-
sche journaals. Door onzen ordenenden arbeid op
het gebied van vestiging van nieuwe zaken, heb
ben wij den zwarten handel, die meende van een
bestaande conjunctuur te kunnen profiteeren, de*
deur gewezen en hebben wij het in de hand ge
houden om zooveel als mogelijk was behoorlijke
lieden in dit bedrijf binnen te laten, die begrip
toonden voor de plaats van de bioscoop temidden
van het publiek. Ik hoef U wel niet te zeggen, dat
voor de ontwikkeling van dit begrip den Bioscoop-
Bond nog een zeer groote en mooie taak te wach
ten staat.
Door het Deviezeninstituut van den Bond wer
den in het afgeloopen jaar 728 invoervergunningen
verstrekt, dienende voor 397 hoofdfilms, waarvan
130 Amerikanen, 120 Engelschen, 102 Franschen,
13 Zweden, 13 Denen, 10 Russen, 4 Zwitsers
en 5 Belgen.
Onze Recettencontróle werkte in den korten tijd
van haar bestaan bevredigend. Zij verrichte 71
periodieke controles en 12 week-contröles, welke
laatsten op verzoek van verhuurders geschiedden.
Om U een denkbeeld te geven van de werk
zaamheden van het Hoofdbestuur, zij medege
deeld, dat dit college sedert de bevrijding niet
minder dan in totaal 50 maal bijeen kwam en het
Dagelijksch Bestuur 20 keer. Deze werkzaamhe
den weerspiegelen zich niet minder in eenige ad
ministratieve gegevens van het Bondsbureau. Hier
werden in 16 maanden tijd ca. 20.000 brieven en
telegrammen ontvangen en bijna 18.000 verzonden.
Het aantal gestencilde stukken, dat verzonden
werd, bedroeg in totaal ruim 55.000. Sedert de be
vrijding vervoegden zich niet minder dan bijna
4600 bezoekers op het Bondsbureau. Welk een
inspanningen dit alles van het personeel van on3
Bureau heeft gekost in de afgeloopen periode, be
hoef ik U wel nauwelijks uiteen te zetten.
Wij werden in onzen arbeid ten zeerste ge
steund door de adviseerende taak en den verder
zoo intens organisatorischen arbeid van onze
afdeelingen, inzonderheid van onze afdelings
besturen, de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders,
den Afdeelingsraad, met wie wij in tal van ge
vallen n'uw hebben samengewerkt en met den
Ledenraad, die een drietal voor het bedrijf be
langrijke vergaderingen hield.
Voeg hierbij nog de werkzaamheid onzer arbi
tragecolleges en het werk van onze vertegenwoor
digers in tal van commissies en colleges, dan zeg
gen wij niet te veel, indien wij gewagen van een
opgewekten Bondsarbeid, die zonder dat het door
al zijn leden altijd voldoende gewaardeerd wordt,
ongelooflijk veel heeft bijgedragen tot het welzijn
van het geheele Nederlandsche film- en bioscoop
bedrijf.
Het conflict met de M.P.E.A.
Ik kom thans terug op de kwestie, welke ik in
het begin van mijn speech heb aangeroerd en
welke ons aller gemoederen in het afgeloopen jaar
zoo zeer heeft beziggehouden en onzen arbeid in
velerlei opzicht heeft overschaduwd. Het ontstaan
en de beteekenis ervan behoef ik U wel niet nader
meer uiteen te zetten. Zij zijn U door den heer
Miedema in de vorige ledenvergadering uitvoerig
geschetst en in een aantal voortreffelijke artikelen
in het Bondsorgaan nader toegelicht. Misschien is
het ook goed ons niet te zeer in het verleden te
verdiepen nu blijkbaar zich nieuwe perspectieven
openen en de betrokken partijen bezig zijn een
streep te trekken tusschen het onaangename ver
leden en de nieuwe aera, welke voor ons ligt.
Toen in de tweede helft van Juni de heer Dr.
Wladimir Lissim, Europeesch manager van de
R.K.O. te Parijs, zich tot eenigen onzer wendde
met de delicate opdracht poolshoogte te gaan ne
men over de mogelijkheden om ondanks al het
geen er tusschen ons en een aantal Amerikaansche
leveranciers gebeurd was, tot wat ik zou willen
noemen een modus vivendi te komen, deed zich
bij het Hoofdbestuur en meer speciaal bij zijn
Voorzitter en Vice-Voorzitter, daarbij geadvi
seerd door den Bondsdirecteur, de vraag voor,
of wij aan deze pogingen moesten tegemoet ko
men, dan wel haar negeeren en den eenmaal be
gonnen strijd uit te vechten tot het bittere einde.
Dit laatste was zeer verleidelijk. Wij hadden im
mers onze filmmarkt ruim voorzien; wij hadden de
sympathie van de pers en het publiek vanwege
ons goed recht; wij hadden de hartelijke belang
stelling van het buitenland en last but not least
van onze eigen Overheid. Wij hadden kunnen
bogen op onze organisatie; wij hadden erop kun
nen steunen als op een rots. De phalanx van onze
leden was ondoordringbaar gebleven, hun trouw
welhaast absoluut. Van den anderen kant hadden
wij te bedenken, dat de leveranciers, die zich van
ons vervreemd hadden en zich thans, zij het zij
delings, opnieuw tot ons wendden, tot de voor
naamste van de United States moesten worden
gerekend. Een weigering onzerzijds zou beteeke-
nen, dat hun producten geen toegang zouden kra
gen tot ons land, hetgeen zou kunnen worden
beschouwd als een aangelegenheid van publiek-
zoo niet van internationaal belang. Een aanbod in
redelijkheid zou derhalve zeer moeilijk kunnen
worden afgeslagen uit hoofde van de vriendschap
pelijke betrekkingen tusschen de beide betrokken
landen, uit hoofde ook van het publiek belang er
mede gemoeid, en mede uit hoofde ook van het
gezamenlijk belang onzer leden in de toekomst.
Er zaten zoovele kanten aan deze kwestie, die
niet uitsluitend konden worden bekeken door den
bril van het eigenbelang en wij zouden door een
weigering een zoodanige verantwoordelijkheid op