DE NATIONALE
HERDENKINGSAVOND
van'de voorgeschiedenis van de Bioscoopwet ge
zien worden als een paedagogische eisch, slechts
van toepassing op kinderen. Het is evenwel te
vreezen, dat de voorstanders van den nieuwen
eisch van positiviteit deze onderscheiding uit het
oog willen verliezen en de positieve, de paedago
gische norm ook zullen willen toepassen op de
volwassen burgers van Nederland. Tegen dit stre
ven kan niet krachtig genoeg worden opgekomen.
De paedagogische eisch van geschiktheid welke
nieuwe omschrijving men dit monstrum bij de toe
passing op volwassenen ook zal willen geven
brengt belangen in het geding, welke verre boven
die van den argeloozen bioscoopbezoeker uitgaan.
De Nieuwe Nederlander heeft reeds een
tip van den sluier opgelicht door in een artikel
„Overheid en film", waarin de bekende argumen
ten op lustelooze wijze werden voorgedragen, op
eens waarlijk in geestdrift te komen bij de ge
dachte, dat het positieve criterium het eerste symp
toom zou zijn van den niet-neutralen staat! Voelt
het personalistisch-socialistische blad zich zoo ver
trouwd met de niet-neutrale staatsvormen, die er
in Europa geweest zijn en nog zijn? De niet-neu
trale staat mondt uit in den een of anderen vorm
van autoritairen staat en slechts in een oogenblik
van verwarring heeft De Nieuwe Neder
lander het bioscoop-loket voor den triomfboog
kunnen aanzien, waardoor men dezen zou kunnen
binnenhalen.
Wij gelooven niet dat de leden van de Staats
commissie met een eventueelen eisch van positivi
teit in de keuring zulke vérstrekkende bedoelingen
zullen willen hebben als De Nieuwe Neder
lander hun toeschrijft. De commissie ontving
haar opdracht in verband met gewijzigde omstan
digheden", doch wij weigeren anders dan D e
Nieuwe Nederla.nder aan te nemen,
•dat er sinds 1926 aanleiding is ontstaan tot andere
opvatting dan die, welke indertijd reeds door den
r.k. minister Ruys de Beerenbrouck en door den
c.h. minister De Geer gehuldigd is: „Bedacht dient
te worden, dat er tenslotte een leeftijd komt, waar
op ieder zelf het oordeel des onderscheids dient te
bezitten." (M. v. T.).
Door van overheidswege mogelijk te maken, dat
slechts films, die naar het oordeel eener commissie,
geschikt zouden worden bevonden voor den Ne-
derlandschen burger, zou het eigen verantwoorde
lijkheidsbesef van het individu ten eenenmale wor
den ontkend, althans in sterke mate worden ver
zwakt.
Van de zijde der anti-revolutionnairen die
zich bij de heele behandeling der Bioscoopwet
steeds krachtig hebben geweerd voor verdediging
van het beginsel der gemeentelijke autonomie te
gen de neiging tot de centralisatie wordt dan
ook volkomen consequent tegen den eisch van posi
tiviteit geprotesteerd. In Trouw is met nadruk
betoogd, dat het positief criterium geen zaak van
den staat kan zijn: „De staat is niet alleen niet bij
machte, door het aanleggen van positieve normen
het bioscoopprobleem tot een oplossing te brengen;
hij mag dit ook niet, want het behoort niet tot zijn
taak."
Het blad ziet ook zeer duidelijk de practische
moeilijkheden: „Een staatscommissie in een demo
cratisch en staat zal eenerzij ds de idealen van één
groep niet aan alle anderen kunnen opleggen; ze
zal anderzijds het ook nooit allen naar den zin
kunnen maken."
Hoe moeilijk het alleen reeds om practische
redenen zou zijn een positieve norm voor film
keuring aan te geven, kan blijken uit de bestudee
ring van het boekje „Goed of Slecht", uitgegeven
door de Nederlandsche Film-Actie, een blijkbaar
katholiek, althans „Zuidelijk" gerichte organisatie,
die films wil keuren volgens twee schalen, van
zedelijkheid en artisticiteit. In elk der categorieën
moet tenminste het cijfer 5 worden gehaald. Ver
warring van de zedelijke en artistieke normen is
echter vrijwel onvermijdelijk; punten-waardeering
in deze materie is trouwens ten zeerste betwistbaar
en hachelijk. Het positieve criterium zou of tot
ernstige consequenties op staatrechtelijke en staat
kundig gebied leiden of aanleiding geven tot nog
grootere verwarring dan de huidige practijk der
filmkeuring reeds oplevert. Het is een gevaarlijk
beginsel."
In gewijzigde en nieuwe ontwerpen ook 18 jaar. Er waren
zeven varianten (zie prof dr. H. Dooyeweerd e.a. De
Bioscoopwet).
Ingevolge besluit van de Regeering is dit jaar
de avond van 3 Mei, op welken avond ook het
vorige jaar overal Herdenkingsplechtigheden wer*
den georganiseerd, tot Nationale Herdenkings
avond bestemd: op dezen avond zullen zoowel de
Nederlandsche militairen, zeelieden en verzetsstrij
ders als de geallieerden militairen, die voor de
bevrijding van ons Vaderland gevallen zijn, wor
den herdacht.
In verband met het karakter van dezen Nationa-
len Herdenkingsavond, waarop door geheel Neder
land over de gevallenen zal worden gerouwd, is
het plaats vinden van openbare vermakelijkheden
dien avond ongewenscht.
Het Hoofdbestuur doet derhalve, evenals het
vorige jaar, een dringend beroep op U. op Zater
dagavond 3 Mei, a.s. vanaf 18.00 uur de theaters
te sluiten.
Genoemd College vertrouwt er ten volle op, dat
alle leden vanzelfsprekend tot deze sluiting zullen
willen overgaan.