11
maar noodzakelijke beperkingen van de Ameri-
kaanse import; maatregelen, welke mede ten doel
hebben de openbare mening aan de overzijde van
de Atlantische Oceaan duidelijk de moeilijke eco
nomische positie van Engeland voor ogen te stellen.
Zij hopen, dat ten gevolge hiervan een of ander
voorstel van Amerikaanse zijde zal worden gedaan,
waardoor het toepassen van enkele van de scherp
ste maatregelen zou kunnen worden voorkomen,
benevens suggesties in de richting van een meer
evenredige uitwisseling van films tussen beide
landen.
Hoewel bijna alle leden het er over eens zijn, dat
een of andere vorm van restrictie noodzakelijk is,
lopen de meningen over het 300 ad valorem
recht uiteen. Terwijl sommigen het als tijdelijke
noodmaatregel willen aanvaarden, zijn anderen
tegen een belasting van culturele zaken; weer an
deren zijn bevreesd, dat deze „quota-tax" een
tweesnijdend zwaard zal blijken te zijn, dat zich
ook tegen de eigen filmindustrie zal richten. Maar
in het algemeen is men het met de regering eens,
dat een inkomend recht dat hier in feite het
karakter van een winstbelasting heeft te verkie
zen is boven het voorstel tot blokkering, dat van
Amerikaanse zijde werd gedaan. Men wenst geen
herhaling van de situatie tijdens de oorlog, toen
de Amerikaanse maatschappijen met geblokkeerde
credieten in Engeland bioscopen opkochten.
Ook de Britse producenten menen, dat de rege
ring de afkondiging van de onderwerpelijke maat
regel heeft gedaan om spoedige en verder strek
kende tegenvoorstellen uit te lokken. Zij zouden
het toejuichen, indien een meer evenredige uitwis
seling op korte termijn zou kunnen worden bereikt.
In tegenstelling tot de optimistische mening, zo
wel in Engelse- als Amerikaanse filmkringen her
haaldelijk tot uitdrukking gebracht, dat „de deur
nog steeds open is voor onderhandelingen", staat
het bericht, dat de grote financiers van Wall Street
besloten hebben geen nieuwe gelden meer in film-
ondernemingen te investeren, voordat de toestand
is opgehelderd. Zij hebben kortweg verklaard het
algemene optimisme inzake een mogelijke verzach
ting der Engelse maatregelen niet te delen. Door
deze houding wordt de zogenaamde „onafhanke
lijke" Amerikaanse filmproductie direct getroffen.
Het aspect, dat de ontwikkeling van het bedrijf
in zijn verschillende geledingen ten gevolge van de
„quota-tax" zal bieden, laat zich niet gemakkelijk
afleiden. Van veel belang zal hierbij zijn de ver
moedelijke tijdsduur, dat de maatregel in werking
blijft. Op de conferenties, gehouden tussen ver
tegenwoordigers van regering en filmbedrijf, werd
dit herhaaldelijk naar voren gebracht. De regering
heeft daarbij uitdrukkelijk te kennen gegeven niet
in staat te zijn hierover enige zekerheid te ver
schaffen. Wel werd in dit verband gewezen op het
plan-Marshall tot het verlenen van economische
hulp aan Europa. De duur van de thans genomen
noodmaatregelen zal afhankelijk zijn van de mate,
waarin dit plan erin zal slagen de landen van
Europe Engeland inbegrepen op een gezon
de economische basis te plaatsen.
De mogelijke gevolgen, zowel voor de Ameri
kaanse- als Engelse productie, hebben wij reeds
gememoreerd. Wat de verhuur en de exploitatie
betreft kan men, naar veler mening, ingrijpende
veranderingen in de huidige bioscoopprogramma^s
verwachten. Men zal de duur der programma's
van drie a drie en een half uur tot meer normale
proporties moeten terugbrengen. Dat wil zeggen
één hoofdfilm in plaats van twee.
De wijziging der programma's zal waarschijn
lijk een herziening en stabilisering der auteursprij-
zen met zich brengen, hetgeen met grote moeilijk
heden gepaard zal gaan. De auteursprijzen zijn in
Engeland vrij hoog, soms 50 van de netto
recettes. De verklaring van de regering, dat zij
een verhoging in geen geval toestaat, zal in deze
ongetwijfeld een corrigerende invloed uitoefenen.
De ,,Supplies and Services Act, and Defence
Regulation 55 A(b)" verleent de regering de be
voegdheid de toegangsprijzen te controleren en
auteursprijzen te stabiliseren, en zij zal niet aar
zelen hiervan indien nodig gebruik te
maken.
De filmquota-paragraaf van het World Trade
Charter
Ten gevolge van een besluit, genomen tijdens de
laatste besprekingen van de handelsdelegaties der
Verenigde Naties (U.N.O.) te Genève, doen zich
plotseling geheel nieuwe gezichtspunten voor in
zake de reeds door Balcon in „The Times"
aangeroerde mogelijke uitwerking van de
„quota-tax" op de aanstaande wetsherziening.
Het filmbedrijf in de Verenigde Staten had er
bij zijn regering met klem op aangedrongen, dat
de handelsdelegatie, die aan de besprekingen in
Genève deelnam, al het mogelijk zou doen om de
belemmeringen, welke „het eerste exportartikel
van het land" door de screenquoteringen e.d. on
dervindt, uit de weg te ruimen. Zowel de vak- als
de dagbladpers verkondigde in April 1.1., dat spe
ciale adviseurs uit het filmbedrijf de delegatie bij
zouden staan, welke inmiddels naar Genève was
vertrokken, „fully primed on the importance of
knocking down major barriers to U.S. films
abroad"..
Dat de Amerikaanse delegatie ondanks de tegen
stand van vertegenwoordigers van verscheidene
landen belangrijke successen wist te behalen op
filmgebied, kan men beschouwen als een overtui
gend bewijs van haar diplomatieke bekwaamheid.