18 in getal, komende uit alle streken van het land. Alvorens een voorstel door de Ledenraad wordt behandeld, moet het aan alle leden van de Bond worden toegezonden en hebben de afdelingen ge legenheid haar advies uit te brengen resp. amen dementen in te dienen en haar vertegenwoordigers in de Raad instructies mede te geven. Een behandeling in de Ledenraad betekent dus een ,,showdown~vote", zoals weinig bedrijfsorga nisaties, en zeer zeker de bedrijfsorganisaties in het buitenland, deze kennen. Op 25 Augustus kwam de Ledenraad in voltal lige vergadering bijeen en stelde met 16 tegen 2 stemmen het quoteringsreglement, overeenkom stig het voorstel van het Hoofdbestuur, vast. Aan gezien een minimale meerderheid van 2/3, dat is dus 12 stemmen noodzakelijk is, kon het voorstel geacht worden met overgrote meerderheid te zijn aangenomen. Het is op 27 Augustus vergezeld van een kleine toelichting aan de leden toegezonden. Met dit besluit is deze regeling organisatorisch definitief van kracht, in tegenstelling tot een aan tal persberichten, die het deden voorkomen als of het slechts een advies zou zijn aan de algemene vergadering (de Ledenraad treedt ter zake van het nemen van bedrijfsbesluiten in de plaats van de algemene vergadering), waarbij' men dan de berichten waarin werd medegedeeld, dat de Le denraad het voorstel van het Hoofdbestuur zou hebben verworpen, slechts voor kennisgeving kan aannemen. Het Hoofdbestuur heeft het volste vertrouwen, dat deze quoteringsbepaling, evenals het vorig jaar, waarin ondanks een scherpe controle ter zake niet één overtreding is kunnen worden ge constateerd, door de leden andermaal in aller belang loyaal en stipt zal worden nageleefd. Het kan aan de ene kant slechts hopen en ver trouwen en aan de andere kant stappen onder nemen om zodanige deviezentoewijzingen te ver krijgen, dat hieruit voor het bedrijf zo min mo gelijk restricties voortvloeien. Niettemin zullen de leden er rekening mede moeten houden, dat het Hoofdbestuur bij zijn op treden eveneens oog zal behoren te hebben voor de moeilijkheden waarmede 's lands bestuur op het gebied van deviezen heeft te kampen. Het Bedrijfsbesluit, dat op 25 Augustus 1945 inzake de uitvoering van de deviezenregeling door de Ledenraad genomen is, luidt als volgt: De Ledenraad van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, OVERWEGENDE: dat ten behoeve van de import van belichte films beta lingscontingenten zijn respectievelijk worden beschikbaar ge steld, waarvan het beheer is, respectievelijk wordt opge dragen aan de Bond; dat deze betalingscontingenten gesplitst zijn in maxima voor U.S.A. dollars, Engelse ponden, Franse francs en andere valuta; dat maatregelen moeten worden genomen om overschrij ding dezer betalingscontingenten te voorkomen; dat het verbrui^ van deviezen voor de invoer van films ten gevolge van het percentage-systeem voor de berekening van zowel de buitenlandse licenties als de filmhuur in hoofdzaak wordt bepaald door de samenstelling van de pro gramma's der bioscopen; dat derhalve de samenstelling dezer programma's in over eenstemming moet worden gebracht met de maximale con tingenten, welke voor de betaling van buitenlandse films in de verschillende valuta zijn vastgesteld; dat het om een zo gunstig mogelijk rendement van de be talingscontingenten te verkrijgen vereist is een verhuurplicht en een plicht om elke hoofdfilm voor elke bioscoop afzon derlijk te contracteren, in te voeren; Gezien het bepaalde in de artikelen, 2, 15, 25 en 31 der Statuten: STELT VAST HET VOLGEND BEDRIJFSBESLUIT: Artikel 1. In geen bioscoop mogen in de 26 vertoningsweken van 29 Augustus 1947 tot 27 Februari 1948 en de daaraan aan sluitende periode van 26 vertoningsweken gedurende meer dan: a. 16 weken hoofdfilms vervaardigd of uitgebracht door in de Verenigde Staten van Noord-Amerika wonende of gevestigde producenten of verhuurders worden vertoond; b. 12 weken hoofdfilms vervaardigd of uitgebracht door elders in het buitenland wonende of gevestigde produ centen of verhuurders worden vertoond. Artikel 2. Op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond wordt bijgehouden een lijst, waarop voor iedere bioscoop vermeld zijn de hoofdfilms, welke daarin vanaf 1 September 1947 zijn vertoond, en het land van herkomst dezer films, Artikel 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 8 van het Be drij f sreglement ter zake ener Aanvulling van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films dd. 8 Januari 1946 zal elke hoofdfilm voor elke bioscoop afzonderlijk worden verhuurd met dien verstande, dat het al dan niet aangaan van een vertoningsovereenkomst voor een hoofd film niet afhankelijk is van het aangaan van een of meer vertcningsovereenkomsten voor andere films. Artikel 4. De verhuurder van een hoofdfilm is verplicht na de be drij f svoorstelling van zulk een film een wat betreft verto- ningsmogelijkheden en condities redelijk bod hetwelk per aangetekende briefkaart is gedaan te accepteren binnen vier weken, nadat het bod is gedaan, althans de desbetref fende hoofdfilm voor vertoning in de desbetreffende gemeen te binnen die termijn te verhuren. Gebrek aan overeenstemming over de vraag, of het bod al dan niet redelijk is, wordt beschouwd als een geschil in de zin van artikel 1 van het Arbitrage-Bondsreglement. Artikel 5. Het Hoofdbestuur kan op door dit Bestuur nader te be palen wijze geheel of ten dele dispensatie verlenen van be palingen van dit besluit. Artikel 6. Overtredingen, respectievelijk niet-nakoming van de bepa lingen van dit besluit, waaronder begrepen het doen van on juiste of onvolledige opgaven in vertoningsovereenkomsten, zijn handelingen in strijd met de belangen van het film- en bioscoopbedrijf en van de betrokken bedrijfsgroep, zodat hierop artikel 15 der Statuten van toepassing is. Artikel 7. Dit besluit, hetwelk een bedrijfsbesluit is in de zin van artikel 25 der Statuten kan worden aangehaald als „Be drijfsbesluit Deviezenregeling". Het treedt in werking op 29 Augustus 1947.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1947 | | pagina 5