17
ding van 50.000.of zoveel minder als de Raad billijk
mocht achten, uit te keren aan de N.V. Polygoon te Haar
lem, alsook de door haar ter zitting gevraagde principiële
schadevergoeding van een gulden, welke eveneens zou moeten
worden uitgekeerd aan de N.V. Polygoon te Haarlem;
Veroordeelt partij-Profilti tot betaling van de kosten van
dit geschil, door de Raad bepaald op 100.(een honderd
gulden).
Aldus gewezen te Amsterdam op 2 September 1947.
—o—
Inzake:
N.V. Filmfabriek Polygoon, gevestigd te Haarlem en kan-
toorhoudende aan de Koudenhorn 8, aldaar, appellante, oor
spronkelijk eiseres, verder te noemen partij-Polygoon, en
Motion Picture Export Association, gevestigd te New-
York (Verenigde Staten van Noord-Amerika) en kantoor**
houdende te Amsterdam, Keizersgracht 698, geïntimeerde,
oorspronkelijk gedaagde, verder te noemen partij-M.P.E.A.
De Raad van Beroep (Eerste Kamer) van de Nederland-
sche Bioscoop-Bond, enz.
In aanmerking nemende:
het vonnis in eerste aanleg van de Commissie van Geschil
len (Derde Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond,
gewezen op 12 Maart 1947, waarin tevens uitspraak werd
gedaan in een door de N.V. Filmfabriek Profilti te 's-Gra-
venhage aanhangig gemaakt geschil met betrekking tot het
zelfde onderwerp, welk geschil gelijktijdig met dat van
Partij-Polygoon en vervat in een gezamenlijk request, werd
aanhangig gemaakt en eveneens gelijktijdig werd behandeld,
van welk vonnis de beslissing luidt:
„Ontzegt aan eisers (NV. Polygoon en N.V. Profilti)
hun vorderingen tot betaling van een dwangsom van
1000.per dag en tot betaling van een schadevergoe
ding van 50.000.of zoveel minder als de Commissie
van oordeel is;
Veroordeelt eisers (N.V. Polygoon en N.V. Profilti)
in de kosten van het geschil .bedragende 25.—."
In aanmerking nemende voorts:
dat partij-Polygoon bij request d.d. 4 April 1947 tezamen
met de N.V. Profilti te 's-Gravenhage beroep heeft aange
tekend tegen de uitspraak van de Commissie van Geschillen
(Derde Kamer) d.d. 12 Maart 1947, van welk request een
afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat hier wordt be
schouwd als te zijn ingelast;
dat de Raad partijen heeft opgeroepen tot zijn zitting op
Woensdag 6 Augustus 1947 op het Bondsbureau, Jan Luyken-
straat 2 te Amsterdam, ten einde haar in de gelegenheid te
stellen haar wederzijdse standpunten nader mondeling toe te
lichten;
dat op gemelde tijd en plaats zijn verschenen: de heer C.
van der Wilden en de heer C, S. Roem, resp. directeur en
gemachtigde van partij-Polygoon, zomede de heer L. Groen,
gemachtigde van partij-M.P.E.A.;
dat de Raad nota heeft genomen van de bevestiging van
appellante, dat het beroep moet worden geacht te zijn in
gesteld door haar afzonderlijk, als lid van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond, en dat wat de vordering aangaat, deze kan
worden teruggebracht tot een principiële schadevergoeding
van 1.
dat tevens de uitspraak van de Commissie van Geschillen
moet worden geacht te zijn gedaan in een door appellante
afzonderlijk aanhangig gemaakt geschil, welke gemakshalve
tezamen met een uitspraak in een door de N.V. Profliti aan
hangig gemaakt geschil over hetzelfde onderwerp, in één
vonnis is neergelegd;
dat de heer C. S. Roem namens partij-Polygoon in hoofd
zaak heeft verklaard, dat het onderwerpelijke geschil als een
principiële kwestie dient te worden gezien en wel omtrent de
vraag, wat onder een internationale actualiteit moet worden
verstaan; dat het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bio
scoop-Bond hiervoor destijds een zeer goede interpretatie
heeft gegeven, n.1. dat een Nederlandse actualiteit alleen
dan als zijnde van internationale betekenis kan worden be
schouwd, wanneer deze in het buitenlandse journaal, waarin
zij is opgenomen, overal ter wereld wordt vertoond, waar dit
journaal ter vertoning wordt gebracht; dat ook de geëiste
schadevergoeding als een principiële schade moet worden
gezien, weshalve partij-Polygoon bereid is deze tot de somma
van een gulden terug te brengen;
dat, eveneens gezien het principiële krakter van dit geschil,
partij Polygoon de door de heer A. G. van Tol, exploitant
van het Metropole Palace te 's-Gravenhage, geuite bewering,
als zou hij geen Nederlands journaal meer nodig hebben, om
dat partij-M.P.E.A. hem als aanvulling van het buitenlandse
journaal in voldoende mate Nederlandse actualiteiten levert,
verder van ondergeschikt belang acht; dat partij-Polygoon
zich overigens aan haar schriftelijke uiteenzettingen refereert;
dat de heer L. Groen namens partij-M.P.E.A. in hoofd
zaak heeft verklaard, dat de gewraakte opnamen, te weten
de Nieuwjaarsreceptie in het Koninklijk Paleis op de Dam te
Amsterdam en de gala-première in het Metropole Palace te
's-Gravenhage, in opdracht van de journaal-afdeling van de
Fox Film Corporation te Parijs, door een in haar dienst
staand Nederlands staatsburger zijn vervaardigd; dat de Fox
Film Corporation als onderdeel van de Motion Picture Export
Association het recht heeft door haar vervaardigde opnamen
in het wereldnieuws der M.P.E.A. te doen opnemen; dat
bovenbedoelde opnamen door Fox van internationale beteke
nis worden geacht, hetgeen niet inhoudt, dat deze ook in alle
overige landen, waar het Fox resp. M.P.E.A.-journaal wordt
uitgebracht, op het doek zullen verschijnen; dat door de Fox
te Parijs wordt bepaald voor welke landen de door haar ver
vaardigde actualiteiten al dan niet geschikt zijn; dat uit
sluitend werkelijk belangrijke gebeurtenissen worden ver
filmd; dat dit blijkt uit het feit, dat in de afgelopen 7 maanden
slechts driemaal inclusief vorenbedoelde twee een
Nederlandse shot in het internationale nieuws van partij-
M.P.E.A. werd opgenomen; dat hij overigens verwijst naar
hetgeen ten overstaan van de Commissie van Geschillen door
hem is verklaard;
Overwegende:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandse Bioscoop-
Bond en dat ingevolge het Arbitrage Bondsreglement van die
Bond, alle geschillen tussen de leden onderling met uit
sluiting van de burgerlijke rechter zij onderworpen aan
Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitrage-
Reglement;
dat dus de Raad van Beroep bevoegd is van het onder
havige geschil in hoger beroep kennis te nemen en daarin
uitspraak te doen als Arbitrage-college in tweede en hoogste
instantie;
dat partij-Polygoon overeenkomstig het daaromtrent in het
Arbitrage Bondsreglement bepaalde, tijdig in beroep is ge
komen;
dat de Raad zich ter beoordeling van het onderhavige
Hoger Beroep, evenals de Commissie van Geschillen, meent
te moeten baseren op het bepaalde in artikel 2 C, sub c en
d, van het Algemeen Bedrij f sreglement van de Bond, waarin
onderscheid is gemaakt tussen het verhuren aan de Neder
landse bioscopen van Nederlandse en buitenlandse journaal-
films;
dat dit onderscheid zijn grond heeft in de historische ont
wikkeling van het journaalbedrijf in Nederland en een be
scherming heeft willen zijn van datgene, wat zich binnenlands
heeft ontwikkeld;
dat derhalve de eis van partij-Polygoon getoetst dient te
worden aan de vraag, of partij-M.P.E.A. in strijd heeft ge-