VAN DEN NEDERLANDSCHEN BIOSCOOP-BOND DE MOLENSTENEN VAN FINANCIËN en PRUSBEHEERSING 1 REDACTEUR: j. G. j. BOSMAN, AMSTERDAM Het is ongetwijfeld voor een voornaam deel te danken aan de stappen, welke het Hoofdbestuur na het verschijnen van het ministeriële directivum van 19 November aan de gemeentebesturen tot verhoging van de belasting op vermakelijkheden tot 45 resp. 50!% bij de Ministers van Financiën en Binnenlandse Zaken heeft ondernomen, dat laatstgenoemde Minister zich thans andermaal wendt tot de gemeentebesturen met een circulaire d.d. 17 Januari waaruit blijkt, dat genoemde Mi nisters in sommige opzichten tot een nadere preci sering van hun standpunt zijn gekomen. Zij achten een percentage van 45% voor bioscoopvoorstel lingen in het algemeen weliswaar verantwoord, maar bevelen een lager percentage aan voor film voorstellingen, welke geacht kunnen worden het streven om het bioscoopbezoek meer dienstbaar te maken aan de opvoeding en voorlichting van het volk, te steunen. Met het oog hierop adviseren zij de gemeenten in haar verordeningen de bepa ling op te nemen, dat de belasting 35 bedraagt voor elke voorstelling, waarin naast andere films Nederlandse journaals en/of films, als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder 2e, der Bioscoopwet worden vertoond tot een gezamenlijke lengfte van ten minste 500 meter. Bovendien verklaren zij, dat eventueel reeds bestaande vrijstellingsbepalingen of lagere tarieven voor voorstellingen, welke ge heel uit laatstbedoelde films bestaan, daarnaast kunnen worden gehandhaafd. De argumenten, welke het Hoofdbestuur tegen een drastische verhoging heeft aangevoerd, zijn hiermede ten dele als juist erkend. De actie van het Hoofdbestuur alsmede van de bioscooponder nemer, die zijn verantwoordelijkheid beseft, om het programma, dat het publiek geboden wordt, op een niveau te brengen, dat uitgaat boven het loutere amusement, blijkt op deze wijze ook bij de betrokken Ministers weerklank te hebben ge vonden. Want in de praktijk is het immers zo, dat verreweg de meeste bioscopen in haar voorpro gramma's zogenaamde artikel 1-films brengen, waaronder worden verstaan films betreffende on derwerpen van wetenschap, nijverheid, landbouw en handel. In het algemeen worden als zodanig gekeurd journaals, documentaires en shorts van instructieve of uitgesproken culturele aard. Aan de ene kant is deze conditie in de practijk gemakkelijk te controleren aan de hand van de keuringskaarten. Aan de andere kant kan zij OFFICIEEL ORGAAN

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 3