P"
n
D
Regering getracht heeft de financiële verhouding
tussen Rijk en gemeente weder tot normale pro
porties terug te brengen. In de ontworpen nood-
regeling voor de komende drie jaar vindt men tal
van zwakke steeën, o.m. de bijzondere uitkering,
doch de commissie heeft hiermede naar het min
ste van vele kwaden gezocht. Met de thans van
regeringszijde geprojecteerde vermakelijkheids-
belasting wordt de foute lijn van weleer echter
doorgetrokken.
De circulaire, waarin voorschriften worden ge
geven in zake verhoging van de belasting op pu
blieke vermakelijkheden, heeft de burgemeester m
hoge mate gehinderd. Hij achtte het onjuist, dat
Den Haag gaat uitmaken, hoe overal in den lande
de sport, de bioscoopen enz. belast moeten
worden.
Mr. Oud meende, dat de Regering hiermede een
,rniet verstandig beleid" voert, waarvan zij naar
zijn overtuiging geen pleizier zal beleven.
Staatsrechtelijke bezwaren
In een, in de aflevering van 19 December 1.1.
van het weekblad ,,De Nederlandse Gemeente",
het orgaan van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten, onder de titel Belasting op Verma
kelijkheden" verschenen, hoofdartikel heeft Mr.
Oud uitvoerig de staatsrechtelijke bezwaren uit
eengezet tegen de circulaire van 19 November jl.
Na de voorgeschiedenis van deze circulaire te
hebben gememoreerd vervolgt Mr. Oud:
,,Op zichzelf kan men er vrede mee hebben, dat
de Regering, uit overwegingen van algemeen eco
nomisch beleid, aan de gemeentebesturen de wens
kenbaar maakt, dat bepaalde belastingen al of niet
geheven worden. De verantwoordelijkheid voor de
beslissing, of inderdaad tot deze heffing moet wor
den overgegaan, berust krachtens Grondwet en
Gemeentewet bij de gemeenteraad, onder toezicht
van de Kroon, een toezicht dat vastgelegd is in een
goedkeuringsrecht, en dus in zekere zin negatief is.
De Kroon kan een gemeentelijke heffing, die, hoe
wel liggende binnen de formele kring van het ge
meentelijk belastinggebied, in strijd zou komen met
algemene economische inzichten, weren, door aan
de desbetreffende gemeentelijke verordening goed
keuring te onthouden. En de eenmaal goedgekeur
de belastingverordening, welke niet door de Raad
onder goedkeuring der Kroon wordt ingetrokken,
blijft, naar artikel 273 der Gemeentewet het uit
drukkelijk en terecht voorschrijft, gelden, tenzij de
wet haar buiten werking stelt, en deze mogelijkheid
veronderstelt de Gemeentewet slechts voor het ge
val, dat later zou mogen blijken, dat de vastge
stelde en goedgekeurde verordening strijdig is met
de wetten of het algemeen belang. ,j
Niets verbiedt natuurlijk de Regering om des
ondanks aan de gemeenten haar desiderata ken
baar te maken, en voor zover dit in de circulaire
geschiedt hebben wij tegen haar inhoud geen
staatsrechtelijke bezwaren. Men kan van oordeel
zijn dat de belastingschroef bij opvolging van het
advies der Regering te sterk wordt aangedraaid,
dat de in de circulaire gemaakte tegenstelling tus
sen serieuze en andere kunst ten aanzien van de
bioscopen niet consequent is doorgevoerd, of dat
er aanleiding is de heffing van vermakelijkheids-
belasting van sportwedstrijden anders te regelen
en ook deze in de verhoging te betrekken, dit alles
zijn technische bezwaren, die, hoe belangrijk zij in
concreto ook kunnen zijn, toch in elk geval van bij
komstige betekenis zijn tegenover het ernstige be
zwaar van staatsrechtelijke aard, dat tegen de cir
culaire van 19 November bestaat.
Want deze circulaire gaat verder dan het uiten
van desiderata; zij beoogt de tegemoetkoming
daaraan af te dwingen door verband te leggen tus
sen deze verhoging der belasting op openbare ver
makelijkheden en de uitkeringen, die de gemeenten
straks uit het gemeentefonds zullen ontvangen, in
dien het wetsontwerp Noodvoorziening gemeente-
financiën (Gedrukte Stukken, 1947/1948, no. 664)
het staatsblad bereikt.
Dit wetsontwerp voorziet in de mogelijkheid om
de gemeenten, die met de objectieve uitkeringen,
welke haar worden toegekend, niet tot een sluiten
de begroting kunnen komen, een bijzondere uitke
ring te verstrekken, afhankelijk van haar behoef
ten. Deze behoeften zijn in de afgelopen maanden
getaxeerd, en op grond van deze taxatie zijn de
middelen voor het gemeentefonds in het ontwerp
zodanig bepaald, dat verwacht mag worden, dat zij
toereikend zijn om inderdaad overal dit doel te
bereiken. Van een heffing van vermakelijkheids-
belasting naar een verhoogd tarief is bij deze cal
culaties geen sprake. Men leze er de becijferingen
op na, die opgenomen zijn in het rapport van de
Commissie herstel financiële zelfstandigheid van
de gemeenten en provinciën (blz. 23 van het rap
port in de uitgave van de Vereniging van Neder
landse Gemeenten); de Memorie van Toelichting
tot het wetsontwerp geeft geen nadere cijfers.
Wanneer thans de verhoging van de heffing der
belasting op vermakelijkheden terstond in geding
wordt gebracht bij de vaststelling van de uitkering
Mr. Teulings, sprekende in de Tweede Kamer
over de circulaire d.d. 19 November, zeide:
„Wij zien hier de figuur, dat de Landsoverheid
een belastingregeling gaat treffen met een dwingen
de maatregel via de gemeenten. Dit geeft en leidt
tot een figuur, die in wezen in strijd is met het
bepaalde van artikel 181 van de Grondwet".
IIIIMIHIIIII!lllllllll!IIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIMIIIIIIIIHIIIIIIIIHHMIIIIIIilllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllim
limuiiiiiiiHHMmiitHHMHmmiiuiiuiwmiiiiiiwuiiiHMMiuiiiiiiiiiiiiiiitniiiiiiniiitiiNiiiiiHiitiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiumuiiif
2