Buiteng
ewone spoe
dledi
enve
rgad
ermg
10
ONDER zeer grote belangstelling, er wa
ren niet minder dan 431 zaken ver
tegenwoordigd, werd op Maandag 15
Maart 1.1. in de Congreszaal van Hotel
Krasnapolsky te Amsterdam, een bui
tengewone spoedledenvergadering gehouden, tij -
dens welke het Hoofdbestuur een uiteenzetting
heeft gegeven omtrent de stand van zaken met
betrekking tot de verhoging der vermakelijk-
heidsbelasting en de beschikking in zake de bio
scoopvoorstellingen van het Directoraat-Gene
raal van de Prijzen,
De vergadering stond onder leiding van de
Bondsvoorzitter, de heer M, P. M. Vermin uit
Maastricht, die, de vergadering openende, de
leden herdacht, die sedert de vorige ledenverga
dering op 15 December 1947 aan de Bond zijn
ontvallen: de heer Eduard Cohen Barnstijn, di
recteur van het Centrum Theater te 's-Graven-
hage, de heer W. A. de Kuyper, directeur van
het Luxor Theater te Haarlem, de heer E. G.
Kijlstra, directeur van de Cinema Modern te
Drachten en de heer J. Louwen, directeur van
de Vereniging „De Buitensociëteit" te Zwolle.
Rede van de Bondsvoorzitter
Nadat op voorstel van het Hoofdbestuur de
heren J. L. Paerl, Amsterdam, Nijland Jr..
Utrecht, en J. E. F. de Nijs, Breda, benoemd
waren tot leden van de Commissie belast met het
nazien van de notulen van deze vergadering,
wendde de Bondsvoorzitter zich tot de verza
melde leden met de volgende woorden:
Dames en Heren,
In de vorige Ledenvergadering van 15 De
cember heeft het Hoofdbestuur een uiteenzetting
gegeven van de stand van zaken met betrekking
■tot de vermakelijkheidsbelasting en de Prijsbe-
heersing. Ik heb U toen medegedeeld, hoe een
jaar geleden een ontwerp van wet werd aange
boden aan de Kamer, welke voor ons bedrijf be
tekende een heffing van 25% weeldebelasting in
de vorm van omzetbelasting.
Nadat de Regering ingevolge een zeer krach
tige tegenstand, dit plan had ingetrokken,
bleek, dat toen de Minister zijn circulaire ter zake
aan de Gemeentebesturen richtte, dat was op 19
November 1947, deze het standpunt innam,
dat voor de bioscoopvoorstellingen een ver
makelijkheidsbelasting zou moeten worden ge
heven van 45 De Ledenvergadering heeft
naar aanleiding hiervan met algemene stemmen
een motie aangenomen, waarin zij het Hoofdbe
stuur met alle aandrang verzocht de reeds onder
nomen stappen voort te zetten, ten einde de
plannen van de Regering tot het heffen vai
45 ongedaan te maken en in ieder geval de
verhoging tot een dragelijk percentage te doen
beperken, zulks onder het uitspreken van haar
vertrouwen in het beleid van het Hoofdbestuur.
De besprekingen welke op dat ogenblik met
de autoriteiten gaande waren en nadien met
kracht zijn voortgezet, hebben tot resultaat ge
had, dat de Minister van Binnenlandse Zaken
zich op 17 Januari 1948 andermaal met een cir
culaire tot de Gemeentebesturen heeft gericht,
waarin hij het percentage van 45 weliswaar ver
antwoord acht, doch onder bepaalde voorwaar
den, namelijk het invoeren van een z.g. culturele
clausule, de mogelijkheid opent tot een heffing
van 35
Het zou mij te ver voeren in te gaan op de
merites van deze ministeriële circulaire. Wij
hebben bij verschillende gelegenheden, zelfs op
de dertigste verjaardig van de Bond, alsook in
het Bondsorgaan meermalen felle critiek uitge
oefend op de wijze, waarop de belastingheffing
wordt gehanteerd, zowel als op de uiteenzettin
gen en motieven in de bewuste ministeriële cir
culaire.
Ik wil mij thans tot de feiten bepalen. Tot heden
beschikken wij over een overzicht van 125 ge
meenten, waar de vermakelijkheidsbelasting se
dert het verschijnen der ministeriële circulaires
is herzien. Hiervan zijn er 20, die een percen
tage heffen beneden de 35, waarvan sommigen
de belasting niet of nagenoeg niet hebben ver
hoogd. In enkele gevallen is men tot een ge-
staffelde heffing overgegaan, welke in de prac
tijk waarschijnlijk neer zal komen op een heffing
van circa 35 Tot heden hebben, voorzover
ons bekend, 10 gemeenten besloten een hogere
belasting te heffen dan 35 Sommigen hiervan
gaan tot 40, anderen tot 45. De meeste gemeen
ten heffen 35 al dan niet met culturele clausule.
De practijk zal moeten leren of de gemeenten
deze clausule verstandig zullen hanteren, na
melijk zodanig, dat indien in het algemeen z.g.
artikel 1-werk, in het voorprogramma wordt ge
bracht, in de practijk de heffing neerkomt op
35%.
Wij zijn nog niet toe aan een afgerond ge
heel; er is nog niet voldoende overzicht en er
zijn nog besprekingen gaande. Wij zullen trach
ten gedaan te krijgen, dat voor de bioscopen
in ons bedrijf, wier netto-omzetten liggen beneden