voorstellen op korte termijn tot een nauwkeurig
en centraal gericht plan te geraken, ten einde de
kwalitatief belangrijke films inzonderheid ook de
Nederlandse films, welker productie en amortisatie
onder de huidige omstandigheden in gevaar is,
uit te zonderen van de voorgenomen belasting
maatregelen, respectievelijk vrijdom van vermake-
lyjkheidsbelasting te verlenen.
Wij moeten echter, hoeveel waardering wij ook
voor het streven van de heer Geuljans hebben,
bezwaar maken tegen zijn suggestie om de han
tering van eventueel aan te leggen aesthetische
maatstaven bij de filmkeuring te leggen in handen
van de plaatselijke overheden. „Zij weten", zo
schrijft de heer Geuljans ,,wat plaatselijk en regio
naal als cultureel belangrijk moet worden aange
duid. Wordt van hen niet bij het vaststellen der
subsidies jaar in jaar uit verlangd, dat zij zich
rekenschap geven van hetgeen aan cultureel be
langrijke verenigingen, instellingen en uitingen in
hun gemeente aanwezig is en wat met overheids
gelden dient te worden gesteund? Het is daarbij
niet alleen niet verwonderlijk maar vanzelfspre
kend, dat daarbij in Limburg enigszins andere
maatstaven worden aangelegd dan in Friesland.
Deze verscheidenheid is echter geen nadeel maar
winst.
Ook zonder een beroep te doen op schrijvers als
Huizinga en Prof. Van Poelje, die de onschatbare
betekenis van de plaatselijke gemeenschappen en
van de stedelijke milieus voor het culturele leven
zo breed hebben uitgemeten, meen ik te mogen
stellen, dat de gemeenten de haar hierboven toe
gedachte taak met de nodige tact en beleid zullen
verrichten en dit zeker daar de te verlenen faci
liteiten zich zo rechtstreeks in de gemeentekas
zullen doen gevoelen".
Naar onze bescheiden mening begaat de heer
Geuljans hiermede een ernstige vergissing. Dit
betreft immers alles wat uit het plaatselijke milieu
voortkomt en wat daaraan inhaerent is. Bepaalde
welstandseisen en schoonheidsnormen voor de ge
bouwen kunnen dienen tot het scheppen van stede
lijke schoonheid en tot bescherming daarvan. Het
plaatselijke culturele leven, hetzij dat het zich
manifesteert in het onderwijs, dan wel in de be
oefening der schone kunsten, dan wel in het
gezelligheids- en amusementsleven kunnen van on
gemeen belang zijn voor de handhaving en de
bevordering van het individueel en het scheppend
element en een hoogst verdienstelijke bijdrage
vormen tot de opvoering van de nationale, cultu
rele en maatschappelijke activiteit. Men moet zelf
uit de provincie komen om te kunnen beseffen wat
het plaatselijk gebruik, de folklore, de plaatselijke
gemeenschapszin, het soms hoog ontwikkeld toneel-
en muziekleven in sommige gemeenten alsook de
plaatselijke en de streekliteratuur betekenen voor de
beschaving van de bevolking ter plaatse; hoe
op deze wijze vaak een gebondenheid ontstaat,
welke een houvast biedt tegenover de vervlakking,
de uniformiteit, de vreugdeloosheid en de karakter
loosheid van het hedendaags maatschappelijk leven
in groter verband; hoe zulk een plaatselijke
werkzaamheid vaak krachten kweekt, welke
tot heil van de grotere gemeenschap een zegenrijke
rol vervullen.
De film verkeert ten aanzien van het plaatselijk
leven echter in een uitzonderingspositie. Zij wordt
gewoonlijk niet ter plaatse gefabriceerd, noch ge
schreven of geregisseerd of gespeeld door de
burgers van een bepaalde gemeente en in het alge
meen behandelt zij evenmin onderwerpen, welke
een plaatselijk karakter dragen. Zodanige films
kunnen nu eenmaal uit financiële overwegingen,
behoudens exceptionele gevallen, niet vervaardigd
worden, laat staan dat de vakmanschap en de
verdere productiemiddelen hiervoor vereist, aan
wezig zouden zijn. Een locale beoordeling, zoals
de* heer Geuljans deze voorstelt, van wat aesthe-
tisch zowel als cultureel belangrijk moet worden
geacht in een film, welke geheel buiten de plaatse
lijke sfeer is vervaardigd, zou dan mede haar
normen moeten vinden in de opvattingen, welke
in het plaatselijke of regionale leven opgeld doen.
Hoewel uit oogpunt van aesthetische beoordeling
tegen deze gedaehtengang vele bezwaren zijn in te
brengen, menen wij ons nochtans te moeten be
perken tot bezwaren, die in hoofdzaak van prac-
tische betekenis zijn. Volgens het stelsel, dat de
heer Geuljans voorstaat, namelijk een regionale
of locale aesthetische of culturele waardering, zou
het kunnen gebeuren, dat wat de ene gemeente
wèl voor reductie in aanmerking meent te moeten
doen komen, de andere gemeente verwerpt. Op
zulk een wankele basis is de exploitatie van een
film en zeer zeker van een film van culturele be
tekenis niet op te bouwen.