17 DE Amsterdamse bioscoopondernemingen hadden op een gegeven ogenblik geen behoefte meer in de Volkskrant" te adverteren, omdat naar haar mening de waarde van de reclame in dit blad werd te niet gedaan doordat de redactie van de krant regel matig haar lezers bezoek ontraadde aan de adver terende bioscopen of wel de geannonceerde films belachelijk maakte. Nu eens verklaarde de krant, dat het merendeel van de geannonceerde films niet de moeite waard was om er ,,de warmte voor te trotseren", dan weer adviseerde zij om bij een bepaalde film in het uiterste geval omwille van enkele pianosoli met de ,,ogen dicht te gaan zitten luisteren"; ook werd een deel van het publiek gewaarschuwd, dat op zijn goodwill werd gespe culeerd of werd volwassenen gezegd, dat zij een bezoek konden riskeren". Voorts werd de ver toning als een geschikte gelegenheid tot „slapen" aangeprezen of zouden volwassenen zich met wat goede wil mogen gaan „ergeren" of zou men kun nen proberen te lachen. In andere gevallen wer den de lezers gewaarschuwd van een bezoek niet anders dan „spijt" te hebben of dat men met een „lauwe smaak in de mond naar buiten zou wag gelen", ofwel dat een bezoek „nutteloos" zou zijn. Dit zijn raadgevingen aan het publiek uit een verzameling van zes edities. Zij kunnen met tien tallen van dezelfde soort worden aangevuld. Het gaat hier naar de mening van de Amster damse bioscoopdirecties niet om een filmcritiek, die uiteraard „vrij" behoort te zijn; het gaat uitslui tend hierom dat het voortdurend adviseren van het publiek op een onwelwillende en kleinerende manier de exploitatie van datgene, wat geannon ceerd wordt, schaadt, althans zou kunnen schaden en men zich niet beperkt tot een gemotiveerde be oordeling, al dan niet in gunstige zin van de film als zodanig. Onder deze omstandigheden hebben zij het nodig geoordeeld, zulks dus uit zakelijke overwegingen, niet langer advertenties aan de betrokken krant aan te bieden. Pal hierop te constateren, dat de persvrijheid in het geding zou zijn en wat dies meer zij, is een heel ruim, om niet te zeggen eenzijdig gebruik maken van het publiciteitsmiddel, dat de krant is, voor en ten behoeve van de krant zelve. Met voorlichting heeft dit niet veel van doen. Ons inziens is het accent verkeerd gelegd. Ook de Tuchtraad voor de pers is niet het aangewezen orgaan om in dit geschil te oordelen. Dit is een geschil tussen de betrokken kranten onderneming en de bioscoopondernemingen. Wanneer het arbitraal zou moeten worden be slecht, zouden twee vragen ter beantwoording voorliggen, n.1. hadden de bioscopen gegronde redenen om niet meer te adverteren en mogen zij vrijelijk adverteren waar en wanneer zij willen binnen het kader van hun overeenkomsten? Bo vendien zou een derde vraag kunnen worden op geworpen: Was het juist van de Amsterdamse bladen, aan goede en oude klanten plotseling zon der nader onderzoek en naar aanleiding van een geschil met een bepaald blad advertenties te wei geren? De zaak is geen geschil tussen Bond en pers, zoals wordt gesuggereerd, maar tussen enige bio scoop- en krantenondernemingen. Hoe eerder er een eind aan komt, hoe liever het ons is. Maar het persbedrijf mene niet dat geen andere of betere reclame-mogelijkheden aanwezig zijn dan de krant. Wat dit betreft staat zij niet meer alleen. Al lang niet meer! HET VERKEERD

Historie Film- en Bioscoopbranche

Officieel Orgaan | 1948 | | pagina 19